Inleiding
Tweakers.net testte elf televisies van verschillende bekende fabrikanten. In het eerste deel van een reeks artikelen geven we uitleg over de testen waaraan we de toestellen onderworpen hebben en geven we enkele aandachtspunten voor de aankoop en het instellen van televisies.
Op 7 juni begint het EK Voetbal 2008 in Zwitserland en Oostenrijk. Twee maanden later, op 8 augustus, is de officiële opening van de Olympische Spelen in China. Als het aan televisiefabrikanten ligt, kopen we nog voor de zomer een nieuwe televisie om de sportieve prestaties van onze landgenoten zo goed mogelijk te kunnen volgen. In voorgaande jaren is al gebleken dat grote sportevenementen een flinke boost kunnen veroorzaken in televisieverkopen. Winkeliers komen vaak ook met scherpe aanbiedingen in deze periode.


Tweakers.net bekeek een elftal televisies met een beelddiagonaal vanaf 37” en bij voorkeur 1080 beeldlijnen. Het testveld bevat televisies van 950 tot 2100 euro en het formaat loopt uiteen van 37” tot 50”. Acht van de geteste schermen bevatten lcd-panelen, drie zijn plasmaschermen. De komende maand zullen iedere week enkele modellen aan bod komen en de televisies werden getest op zaken als kijkhoek, contrastwaarde, backlight bleeding en aansluitmogelijkheden. Zodra een prijsklasse is afgesloten, wordt deze nog nabesproken. We beginnen bij de goedkoopste en eindigen met de duurste televisie.
De modellen in deze reviewserie:
Budget (950-1150 euro):
Middenklasse (1300-1400 euro):
Topklasse (+/- 2000 euro):
Voor we echter met het beoordelen van de schermen beginnen, zullen we de tests uitleggen en wat algemene informatie geven waar je op moet letten bij de aanschaf van een nieuwe televisie. Op welke specificaties moet je wel en vooral niet letten?
Specificaties: zin en onzin
Wie een televisie uitzoekt zal in eerste instantie online wat modellen naast elkaar zetten om te ontdekken hoe ze zich verhouden. Reviews en ervaringen van anderen zijn handig als eerste uitgangspunt; je eigen eisen voor wat betreft de aansluitingen en het beeldformaat spelen uiteraard ook mee.
Uiteindelijk blijven er een paar modellen over die op papier voldoen aan de eisen en is een bezoekje aan een winkel de enige manier om ze op beeldkwaliteit te vergelijken. Daar zul je ook ontdekken dat de specificaties weinig zeggen over de uiteindelijke beeldkwaliteit en dat sommige eigenschappen niet vermeld staan, maar wel belangrijk zijn.
Helderheid en contrastverhouding
De contrastverhouding is gedefinieerd als de verhouding tussen de lichtintensiteit van witte pixels en die van zwarte pixels. De gemeten contrastverhouding is echter zeer gevoelig voor de testwijze die gebruikt wordt. Fabrikanten passen allerlei trucs toe om dit getal zo hoog mogelijk uit te laten vallen, omdat consumenten denken dat een hogere contrastratio per definitie mooiere beelden geeft. In onze tests doen we een poging achter de werkelijke contrastverhouding te komen.
Ook de helderheid, gemeten in candela per vierkante meter (cd/m²), is de laatste jaren flink gestegen, waarschijnlijk mede vanwege de introductie van dynamische contrastverhoudingen. Zwarte pixels worden donkergrijs met de backlight op maximaal, dus de kans dat je die instelling gebruikt is uiterst klein. Een helderheid van 300cd/m² is meer dan genoeg voor gebruik in een normale woonkamer. Als je in een verduisterde omgeving televisie kijkt kun je met minder licht af.
De door de fabrikant opgegeven contrastverhouding moet worden gewantrouwd, omdat zeer zelden bekend is hoe deze waarde gemeten is. Zo zijn er twee methodes om deze verhouding te meten, namelijk de 'full on/full off'-methode en de ansi-methode. In het eerste geval wordt achtereenvolgens een volledig wit en een volledig zwart beeld weergegeven. Van beide wordt de lichtintensiteit gemeten en de verhouding daartussen is de contrastverhouding. De andere manier van testen, de ansi-methode, gebruikt een beeld met zestien vlakjes; acht zwarte en acht witte. De gemiddelde lichtintensiteit van alle witte vlakken gedeeld door de gemiddelde lichtopbrengst uit de zwarte vlakken is de contrastverhouding.

Lcd-panelen met een dynamische contrastverhouding hebben veel voordeel bij de eerste methode, omdat de backlight bij het witte vlak maximaal kan branden en bij het zwarte vlak bijna uit kan. Deze methode meet dan ook de dynamische contrastverhouding, terwijl de ansi-methode de statische contrastverhouding meet. Bij de ansi-test biedt een dynamisch contrast namelijk geen voordelen, omdat een fellere backlight de zwarte vlakken feller maakt en een minder felle backlight wit donkerder maakt. Voor plasma-panelen speelt dit verschil niet of nauwelijks.
Of je het dynamisch contrast wil inschakelen of uitschakelen is heel persoonlijk. De een vindt de afname in backlight bleeding prettig, terwijl de ander zich stoort aan de continu bijstellende backlight en het daarbij gepaard gaande 'pompende beeld'.
De contrastverhouding gaat nog verder omlaag als het paneel niet in staat is een subtiel verloop in helderheid in het witte of zwarte segment weer te geven. Een slecht afgestelde televisie geeft wit en heel licht grijs beide als wit weer, waardoor de twee niet te onderscheiden zijn. Hetzelfde is het geval met heel donker grijs en zwart. Vergelijk dit effect met clipping bij fotografie. Dit verschijnsel vereist aanpassingen in de backlight en helderheid van het paneel.

De contrastverhouding zegt dus niks over het vermogen van een televisie om subtiele kleurverschillen weer te geven. Kijk je televisie in een onverduisterde kamer? Ook dan zul je niet het maximale uit het scherm halen, omdat omgevingslicht de waargenomen contrastverhouding drastisch verlaagt. Alsof dat allemaal nog niet genoeg negatieve invloed heeft op de contrastwaarde, neemt deze ook af met de kijkhoek. Fabrikanten definiëren de kijkhoek loodrecht op het scherm, maar als er met meerdere mensen naar hetzelfde scherm gekeken wordt, zit de meerderheid onherroepelijk schuin op het scherm te kijken. Meer leesvoer over contrastverhoudingen vind je hier.
Pixelmapping
In de beginjaren van de televisie waren de toleranties in de beeldweergave nog zo groot, dat regisseurs geen idee hadden welk deel van het videobeeld op het scherm van een willekeurige televisie zou verschijnen en wat net buiten de randen zou vallen. Om met deze willekeur rekening te houden noemden ze de randen van het videobeeld overscan: een stuk beeldinformatie waarin niks belangrijks mocht plaatsvinden en wat straffeloos kon worden weggelaten in de beeldweergave.

De toleranties zijn tegenwoordig een stuk beter en overscan is, zeker bij lcd- en plasmatelevisies, niet meer nodig. Wanneer een televisie geen overscan toepast op een resolutie die native wordt ondersteund, maar het volledige beeld weergeeft, spreken we van pixelmapping. Dit is een zeer belangrijke eigenschap voor een scherm dat ook wordt gebruikt om het bureaublad van een computer weer te geven. Met overscan vallen de startbalk en de knoppen rechtsboven de vensters van het scherm, omdat slechts een deel van de desktop wordt weergegeven. Logischerwijs wordt een deel van videobeelden of games weg dus ook niet weergegeven.
Kijkhoek
De kijkhoek is de grootte van de hoek tussen de uiterste posities waaronder je nog op het scherm kunt kijken. Theoretisch is de maximale kijkhoek 180 graden. De horizontale en verticale hoek hoeven niet noodzakelijk hetzelfde te zijn en daarom geven fabrikanten beide aan. Toch is de kijkhoek een nietszeggend cijfer geworden. Producenten van lcd-panelen geven bijna allemaal een hoek van 176 of 178 graden aan, wat zou betekenen dat de kijkhoek zo goed als maximaal is.

In de praktijk zijn er grote verschillen tussen de schermen onderling, terwijl de specificaties gelijk zijn. Blijkbaar is voor het meten van de kijkhoek ook geen universele methode gedefinieerd. Fabrikanten definiëren de kijkhoek als de kijkhoek waaronder de maximale contrastverhouding nog 5:1 of 10:1 is. Deze waarde wordt gezien als het minimaal benodigde om nog enigszins acceptabel televisie te kunnen kijken. Het zegt echter niks over de kleurverschillen loodrecht op het scherm en onder een grote hoek. Daarom is de kijkhoek ook een nietszeggende specificatie en moet je in de winkel kijken hoe de schermen zich verhouden.
Beeldverbeterende technieken
Alle fabrikanten bieden technieken die het beeld moeten verbeteren. Deze technieken hebben echter bijna zonder uitzondering een negatief effect op een goed afgesteld scherm. De fabrikanten geven hier allemaal hun eigen naam aan, maar de functie van de techniek is meestal het vergroten van het contrast, het toepassen van meer kleurverzadiging en aanpassen van de kleurbalans. De filmmaatschappij heeft er al lang voor gezorgd dat deze zaken optimaal opgeslagen zijn op het filmmedium, dus het is vrij onzinnig om dit nog een keer automatisch te laten corrigeren, zodra je televisie de film al zo weergeeft als de regisseur het bedoeld heeft.
Een functie die wel handig is, is ruisonderdrukking. Bij een kwalitatief slechte bron als de ingebouwde analoge tuner kan deze functie het beeld rustiger maken, hoewel dit vrijwel altijd ten koste gaat van scherpte. Een andere nuttige functie, mits goed geïmplementeerd, is mpeg-ruisonderdrukking, waarbij mpeg-aftefacten worden onderdrukt.
Kalibratie
Direct uit de doos staan bijna alle televisies 'populair' afgesteld. In een gemiddelde elektronicazaak staan tientallen, zo niet honderden televisies dicht op elkaar en iedere fabrikant doet zijn best om zijn modellen op te laten vallen met nog fellere kleuren dan de concurrent. Dat dit niet het beste beeld oplevert is van ondergeschikt belang. Vergelijk de uitgestalde televisies maar eens onderling en je zult zien dat de kleuren flink verschillen, terwijl ze dezelfde videobron weergeven.
Thuisgekomen is het dus van groot belang om na het plaatsen en installeren van de televisie het beeld bij te stellen. Veel televisies in onze review toonden tijdens de installatie de vraag of het toestel in de winkel of thuis kwam te staan. Het verschil in beeldkwaliteit tussen beide keuzes was significant.
Wij hebben de tv's gekalibreerd met een ColorVision Spyder 2 Pro; een sensor die voor het scherm wordt gehangen en die vervolgens kleurafwijkingen meet. Deze worden doorgegeven aan de computer via een usb-kabel, zodat de videokaart het uitgaande signaal gecorrigeerd kan versturen. De meegeleverde software maakt handmatige aanpassingen aan de backlight, de helderheid, het contrast en de kleurtemperatuur mogelijk, maar de nauwkeurigere aanpassingen neemt de Spyder voor zijn rekening.
Wie niet over een kalibratietool als een Spyder beschikt of gewoon geen pc wil aansluiten op de televisie, kan zijn dvd-collectie eens doorsnuffelen of daar toevallig een dvd met een 'THX Optimixer' bij zit. Bij veel Pixar-dvd's is dit bijvoorbeeld ingebakken. Met de daarbij horende testpatronen kun je de helderheid, de backlight, het contrast en de scherpte goed kalibreren, waarna alleen de kleur/witbalans nog overblijft om bij te stellen. Wie nog nauwkeuriger wil kalibreren kan een speciale dvd kopen met daarop testpatronen en -kleuren. Bekende titels zijn Digital Video Essentials en AVIA Guide to Home Theater. Je zult op je eigen ogen af moeten gaan bij deze vorm van kalibratie, maar dat is absoluut geen probleem.
Voor je hieraan begint is het belangrijk dat je de televisie enige tijd geeft om op te warmen. Een half uur is doorgaans genoeg bij lcd's, maar plasmaschermen hebben ongeveer tweehonderd uur nodig om in te spelen. Een ander belangrijk aandachtspunt is dat de hoeveelheid omgevingslicht in de ruimte gelijk moet zijn aan de dagelijkse kijksituatie. Het kalibratieresultaat is niet optimaal als de kalibratie in een fel verlichte ruimte is uitgevoerd en er vervolgens 's avonds in een verduisterde kamer wordt gekeken.

Helderheid, contrast en backlight
Hoogstwaarschijnlijk staat de backlight van je televisie veel te fel, wat niet alleen onprettig kijkt, maar ook de levensduur van de backlight verkort. Direct uit de doos zal je televisie een pluge-patroon waarschijnlijk niet goed weergeven. Het is nu zaak om de helderheid zodanig terug te regelen dat de donkergrijs-naar-zwarte kleurschakeringen net te onderscheiden zijn. Hierna zet je de contrastinstelling op de hoogste waarde waarbij de witte vlakke nog te onderscheiden zijn. Dit heeft ook gevolgen voor de donkere details, dus je zult een paar keer heen en weer moeten springen tussen de kalibratie van het zwart- en het witniveau.

Kleur
Om de kleur accurater bij te regelen ontkom je niet aan de aanschaf van een kalibratie-dvd, aangezien de 'THX Optimizer' hier geen hulp biedt. De twee eerder genoemde kalibratie-dvd's worden geleverd met doorzichtige plastic vellen, die de kalibratie van de kleur en de tint mogelijk maken.
Met de instelling saturation kun je de kleurintensiteit bijstellen. We kunnen je bijna garanderen dat die vanuit de standaardinstellingen omlaag moet. Met de functie hue regel je de kleurbalans bij. Een verkeerd afgestelde kleurbalans is als een foto met de verkeerde witbalans: kleuren hebben een afwijking richting rood, groen of blauw.
Scherpte
Platte schermen bieden allemaal een instelling genaamd 'scherpte'. Bij de meeste schermen is het beeld het meest gedetailleerd als de scherpte op nul staat, oftewel helemaal uit. De scherpteregeling zorgt voor kunstmatige contrastverhoging op plekken waar vlakken met een verschillende kleur samenkomen, maar creëert vaak artefacten die vergelijkbaar zijn met de problemen die teveel verscherping in de nabewerking van een foto oplevert. Door verscherping wordt de hoeveelheid detail ook niet hoger. De scherpte is goed in te stellen met de THX Optimizer, waarbij steeds dunnere verticale lijnen in horizontale richting naast elkaar zijn geplaatst.
Het blijft persoonlijk
Hoewel je televisie na het volgen van de bovenstaande tips behoorlijk accuraat staat afgesteld, is het met beeldkwaliteit net als met geluid: wat technisch correct en perfect gekalibreerd is, hoeft de kijker niet het mooist te vinden. Wellicht vind je wat meer knallende kleuren wel veel mooier of heb je graag wat warmere kleuren dan na de kalibratie getoond worden. Het is echter wel slim om vanuit de gekalibreerde situatie kleine correcties door te voeren om het beeld naar eigen wens in te stellen.
Testmethodes
We hebben de schermen allemaal gekalibreerd met behulp van de ColorVision Spyder 2 Pro. De bijgeleverde software maakt het mogelijk de helderheid van een wit en een zwart vlak af te lezen. Tijdens de kalibratie hebben we het dynamische contrast uitgeschakeld, zodat we geen astronomisch hoge waardes aflezen.
De Spyder-software maakt het ook mogelijk de kleurresponsie voor en na kalibratie weer te geven, samen met het kalibratiedoel. Op deze manier krijg je een goed inzicht in de fabrieksinstellingen van een scherm en hoe goed het te kalibreren is.
HQV HD testdisk
De HQV blu-rayschijf bevat tests die op 1080p en 1080i worden uitgevoerd. Ze zijn bedoeld om imperfecties in de beeldverwerking aan het licht te brengen. Progressive schermen als plasma- en lcd-panelen hebben in bepaalde situaties moeite met interlaced beelden.
Hoewel films in filmstudio's meestal in 1080p24 worden opgenomen, wordt high definitionvideo vaak in 1080i60-formaat uitgezonden. Deze conversie heet telecine. Bij deze omzetting wordt van de vierentwintig hele beelden per seconde zestig interlaced beelden gemaakt. Een interlaced beeld is een beeld met alleen de even of oneven beeldlijnen. Om de factor 2,5 in framerate te overbruggen worden om en om twee of drie interlaced beelden gegenereerd uit een volledig beeld. Beeld A wordt dus opgesplitst in twee interlaced beelden, beeld B wordt omgezet in drie interlaced beelden en beeld C wordt weer omgezet in twee interlaced beelden.
Een goede videoprocessor herkent de dubbel en driedubbel opgeslagen interlaced beelden en reconstrueert hieruit weer de originele progressive beelden, zonder kwaliteitsverlies. Interlacing is ontstaan in de tijd dat elektronica nog niet snel genoeg was om progressive beelden weer te geven, maar is tegenwoordig eigenlijk niet meer nodig. Hoewel het telecineproces geen achteruitgang in beeldkwaliteit veroorzaakt, is dat bij de meeste vormen van de-interlacing wel het geval.
Op de HQV HD blu-rayschijf staan enkele tests die de werking van de elektronica achter het scherm aan de tand voelen. In de ‘film resolution loss test’ wordt getest of de televisie de conversie van interlaced naar progressive goed uitvoert en hoeveel detail er vervolgens overblijft. Een slechte conversie kan veel beelddetail kosten, waardoor 1080i-beelden er amper beter uitzien dan progressive sd-beelden. Het beeld wordt gevuld met enkele blokken die bestaan uit horizontale of verticale lijnen die afwisselend wit en zwart zijn. De witte lijnen worden in het ene interlaced beeld doorgestuurd, de zwarte in het volgende beeld. Door dit beeld horizontaal heen en weer te bewegen, wordt gekeken hoeveel detail er nog zichtbaar is in de blokken met de fijne lijnen.

In de ‘video resolution loss test’ wordt getest hoe goed de televisie het onderscheid kan maken tussen stilstaande en bewegende onderwerpen in hetzelfde beeld. Het testpatroon lijkt veel op dat van de 'film resolution loss test', maar dit keer staat het geheel stil. Om het de televisie moeilijk te maken wordt ook een draaiende witte balk geprojecteerd, zodat er in ieder geval een echt bewegend object in beeld is. Een goede de-interlacer houdt de patronen met horizontale en verticale lijnen intact. Een slechte de-interlacer zal de zwarte en witte lijnen alternerend weergeven, waardoor het geen gestreept blokje meer is, maar een zwart-wit knipperend blok.

Als een de-interlacer de ontbrekende informatie bij interlaced videobeelden bedenkt door simpelweg het gemiddelde tussen twee aangrenzende beeldlijnen uit te rekenen, gaat er veel scherpte verloren. Bovendien creëert de videoprocessor zo schuine lijnen met 'tanden', die ook wel ‘jaggies’ genoemd worden. Een betere methode is bijvoorbeeld diagonal filtering, waarbij diagonaal geïnterpoleerd wordt. Jaggies zijn niet helemaal te voorkomen, maar ze zijn bij relatief grote hoeken ten opzichte van de horizontale as niet nodig.
Tot slot testen we het ruisfilter. Ruis kan door diverse oorzaken in het beeld worden geïntroduceerd en is vaak ongewenst. Ruisonderdrukking gaat echter ten koste van de scherpte van het beeld, dus de maximale stand is zeker niet altijd de beste. Bovendien kan ruisonderdrukking problemen geven met bewegende beelden, doordat het beweging ten onrechte voor ruis aanziet.

Tot slot
Na het lezen van dit artikel zal duidelijk zijn dat een televisie uitzoeken nog niet eenvoudig is. Het belangrijkste punt is dat specificaties zo goed als nietszeggend zijn. Cijfers zijn eenvoudig te manipuleren en dienen gewantrouwd te worden als de gebruikte testmethode niet bekend is.
Een tweede belangrijke les moet zijn dat een televisie standaard slecht staat afgesteld. Marketingmensen bepalen dat de kleuren moeten knallen in de winkel, maar voor thuisgebruik is dit verre van ideaal. Een scherm is op vele manieren te calibreren en het ligt aan je eigen eisen hoeveel geld je daaraan wil spenderen. De echte filmnerd zal een professional langs laten komen of speciale apparatuur kopen, maar de meer casual filmliefhebber komt een heel eind met een test-dvd van een paar tientjes of nog goedkoper: een kritische blik op de eigen televisie.
De komende weken zullen de televisies door ons een voor een besproken worden. Iedere laatste review in een serie wordt vergezeld van een conclusie waarin de winnaar in de betreffende groep wordt bepaald.
Ben je ondanks deze reviewserie nog aan het twijfelen welke televisie je moet kopen? Op GoT is een uitgebreid stappenplan te vinden die je kan helpen bij het maken van een keuze.