Maandag 30 juni introduceerde Intel enkele nieuwe processors voor servers. Voor low-end servers is er de Xeon MP, de duurdere computers worden uitgerust met de Itanium 2 'Madison'. Vooral over deze laatste processor is de afgelopen tijd veel gesproken.Volgens Intel zal de Madison-core beter presteren én beter verkopen dan de huidige McKinley. Van deze laatste processor viel de verkoop nogal tegen, zoals een tijdje geleden bleek. Ook met de verkoop van systemen gebaseerd op de eerste Itanium, de Merced, heeft het nooit echt gevlot. In onderstaande tabel zijn de verschillen tussen de Itaniums nog eens op een rij gezet:
 |
 | | Merced | McKinley | Madison | Deerfield |  |
 |
 | Procédé (nm) |  | 180 |  | 180 |  | 130 |  | 130 |  |
 |
 | L3-cache (MB) |  | 2/4 |  | 1,5/3 |  | 3/4/6 |  | 3 |  |
 |
 | Kloksnelheid (GHz) |  | 0,8 |  | 1 |  | 1,3/1,4/1,5 |  | 1,3 |  |
 |
 | Prijs (duizenden dollars) |  | 2/4,2 |  | 2,2/4,2 |  | 1,3/2,2/4,2 |  | 1,1 |  |
 |
 | Die size (mm²) |  | 300 |  | 421 |  | 374 |  | 180 |  |
 |
Tijdens de introductie van de Madison benadrukte Intel dat er veel software beschikbaar is voor IA-64 en dat er bovendien nog meer software zal verschijnen. De reden van deze nadruk is duidelijk: navraag bij leveranciers van Itanium-systemen leert dat de verkoopcijfers tot nog toe duidelijk gedrukt zijn door een gebrek aan programma's. Het is niet helemaal een goede vergelijking, maar wel examplarisch dat een verkoper meldde dat hij er niet in was geslaagd een Itanium-systeem te benchmarken tegen een conventionele server, omdat hij geen software had die op beide systemen gebruikt kon worden voor een performance-indicatie.
Desgevraagd antwoordde een reseller dat bij de door hem verkochte systemen ongeveer even vaak Windows als een Unix-variant wordt meegeleverd. Daarmee lijkt de Windowsversie voor IA-64 een goede plek in de markt te hebben verworven. De andere grote concurrent is GNU/Linux. Verschillende fabrikanten maken duidelijk dat ze veel zien in het open-source besturingssysteem. Een medewerker van IBM was het meest subtiel: hij droeg een Tux-speld in een knoopsgat van zijn pak
.
HP had twee systemen meegebracht die op het eerste gezicht alleen van kleur verschilden: de een was zwart, de ander wit. De hardware en functies van beide machines bleken echter ook verschillend. Het ene model was bedoeld als server, het andere - de rx2600 - als workstation. Niet geheel onverwacht draaide de server op HP's eigen besturingssysteem HP-UX. Het workstation was uitgerust met Red Hat 7.2 en verschilde vooral van de server door een verminderde geluidsproductie en door de mogelijkheid een AGP-kaart in het systeem te plaatsen.
Naast HP was ook SGI aanwezig. Dit bedrijf richt zich vooral op high-end servers en levert de Madison als processor in de Altix 3300 en 3700, die beginnen bij vier processors. Aangezien IRIX niet beschikbaar is voor de Itanium, levert SGI Linux bij deze systemen. Opvallend genoeg wordt dit ondersteund tot aan 64 processors per kernel - een fabrikant als Red Hat noemt op zijn site voor de serverversie van zijn distributie ondersteuning voor 'slechts' acht processors. SGI zegt dat door aanpassingen aan de kernel mogelijk is om efficiënt door te schalen tot 64 processors. Vanaf dat aantal wordt er geclusterd in groepen van 64 die elk hun eigen kernel hebben, zodat systemen van 128 of meer processors ontstaan.
Een interessante klant van Intel is SARA, het rekencentrum in Amsterdam. Daar wordt het huidige systeem 'Teras', een SGI Origin 3000 gebaseerd op 1024 MIPS-processors. Dit rekenpark wordt aangevuld met 416 Madisons die elk over twee gigabyte geheugen zullen beschikken. De nieuwe computer wordt net als het vorige systeem geleverd door SGI en draait dus op Linux, een gegeven dat door SARA belangrijk gevonden wordt. Volgens de directeur van het centrum biedt het besturingssysteem meer mogelijkheden voor onderzoekers om programma's te draaien dan IRIX. Overigens blijft het huidige Origin-systeem gewoon gebruik maken van IRIX.
De Origin 3700 moet met zijn 416 processors twee tot drie keer sneller zijn dan het huidige systeem. Over energieverbruik wordt niet gesproken, maar aangezien een 4-way systeem van reseller Quibus al zo'n achthonderd watt vroeg, zal er flink wat warmte zijn om af te voeren. De Madison verbruikt evenveel energie als zijn voorganger, de McKinley: volgens Intel ongeveer 130 watt, al sprak een medewerker van HP over 170 watt. Een verbeterd productieproces zorgt meestal voor een lager energieverbruik, maar dat wordt in dit geval teniet gedaan door de grotere cache en natuurlijk door de hogere kloksnelheid. Eerder waren er mensen die dit verbruik te hoog vonden en gaven bedrijven aan naar zuinigere oplossingen te kijken. Om aan deze mensen tegemoet te komen wordt er gewerkt aan speciale versies van de Itanium 2 die minder energie vragen.

Op dit moment is de situatie enigszins onduidelijk en wordt er op verschillende sites informatie gegeven die niet met andere sites overeenstemt. Het is de bedoeling van Intel om met Madison de high-end markt te bedienen. Deze core is dan ook met vier of zes megabyte L3-cache uitgerust. De eveneens eind vorige maand geïntroduceerde 1,3GHz-versie met 3MB cache is in feite geen Madison, maar een Deerfield; deze processor verbruikt 62W. Beide worden echter onder de naam 'Itanium 2' verkocht - Intel raakt na de officiële introductie graag zo snel mogelijk de codenaam kwijt. Naast deze nu al verkrijgbare Deerfield komt er nog een low voltage-variant. Deze draait op 1,0GHz en moet het doen met 1,5MB L3-cache. Net als de andere Deerfield schijnt deze processor alleen in dual-configuraties te gaan werken: Intel mikt met deze processors op de workstationmarkt, waar aan betaalbaarheid meer waarde wordt gehecht dan in de markt van big iron.
Naast de Deerfield wordt er ook gewerkt aan meer oogverblindende projecten. Zo moet er nog een Madison 9M komen, die beschikt over 9MB aan on-die cache. De opvolger, die op een 90-nanometerprocédé zal worden geproduceerd, zal waarschijnlijk uit meer dan een miljard transistors bestaan. Deze Montecito is uitgerust met twee cores die elk 9MB cache hebben - het is de eerste chip van Intel die gebruik maakt van meerdere cores per die. Nog verder in de toekomst, voorlopig geschat op 2006 of 2007, staat Tanglewood gepland. Hierover is nog weinig bekend, al heeft Intel het over prestaties die tien keer boven die van Madison liggen. Montecito zou twee tot drie keer sneller moeten zijn dan de Madison. Deze processors zullen vooral op moeten boksen tegen nieuwe UltraSPARC's van Sun en op de Power4 gebaseerde systemen van IBM.
Voorlopig lijkt het erop dat Intel zich sterk genoeg achter de Itanium plaatst om deze een plaats tussen de serverprocessors van andere fabrikanten te geven. Of de Itanium-reeks goed genoeg is om die plaats vast te houden, is iets dat de toekomst zal uitwijzen. Intel ontkent nauwelijks dat de eerste modellen niet al te best verkochten, maar zowel de chipmaker als resellers zijn positief over de toekomst. Bij dit soort processors geldt nog meer dan bij desktop-CPU's dat bij de aanschaf sterk gekeken moet worden naar de software die gebruikt zal worden. Er komt langzaam maar zeker meer software beschikbaar voor IA-64 en vooral bij FPU-intensieve taken toont de Itanium zich sterk. Met de release van nieuwe software en de steun van Intel is het in ieder geval te verwachten dat de nieuwe instructieset de aankomende jaren een duidelijke groei zal doormaken.