Intro
Vergeleken met de bikkelharde MHz-race in de processor markt, kun je stellen dat de vorderingen op het gebied van harddisk snelheid tergend langzaam verlopen. Eens in de zoveel tijd - ik spreek dan over jaren - wordt het toerental naar een hoger niveau getilt en in de tussentijd wordt er door versnelling van de koppen en verhoging van de datadichtheid hier en daar wat bijgetweakt. Het ontwikkelen van verbeteringen gaat moeizaam, waardoor grote stappen zoals in de processor markt niet mogelijk zijn. De snelste 10.000rpm SCSI schijf van 3,5 jaar geleden is maar tweeënhalf keer zo traag als de de snelste schijf van dit moment.
Een speler die wat harddisk ontwikkelingen altijd voorop heeft gelopen is Seagate. Niet alleen brachten zij in het jaar 1980 de eerste Winchester harddisk ter wereld, zij fietsen ook al jaren voorop als het aan komt op prestaties. Onlangs vond er in het harddisk wereldje weer een kleine revolutie plaats, in de vorm van de introductie van de Seagate Cheetah X15. Deze schijf breekt nieuwe snelheidsrecords dankzij een toerental van 15.000 omwentelingen per minuut, een behoorlijke stap ten opzichte van de vorige generatie 10.000rpm schijven. Weliswaar deed Hitachi tussentijds een gooi naar de kroon van snelheidsleider, maar veel succes bereikten zij niet met hun 12.000 toeren experiment.
Specificaties
Het moge duidelijk zijn dat de Cheetah X15 geen kleuterschijfje is voor huis-tuin-en-keuken klusjes. Seagate heeft met deze schijf niets anders tot doel dan het leveren van de ultieme kick-ass stijve-plasser performance voor de servermarkt. We hebben het dan vooral over database servers en andere toepassingen waarbij instant toegang tot gegevens van cruciaal belang is. Een simpel en praktisch voorbeeld hiervan is een database-driven site zoals Tweakers.net. Het kan de bezoeker geen biet interesseren dat er tijdens het opvragen van een pagina allerlei ingewikkelde database queries op de achtergrond draaien, de bezoeker wil de pagina zo snel mogelijk voor zijn of haar neus hebben, zonder dat er een merkbaar verschil is met een statische HTML file.
Bij database servers gaat het over het algemeen over een grote hoeveelheden data, die echter in kleine delen bijna random uit het totale data bereik worden opgevraagd. Dit betekent dat de koppen van de harddisk continu naar andere tracks op de schijf heen en neer stuiteren om kleine stukjes data op te pikken. Het zijn niet de rauwe transfer rates die hier tellen, maar lage toegangstijden. Seagate was zich bij het ontwerpen van de X15 bewust van de wensen bij hun klanten en heeft alle mogelijke middelen aangegrepen om de toegangstijden tot een minimum te beperken.
Het probleem 'toegangstijd' bestaat uit verschillende deelproblemen die met verschillende methodes te lijf gegaan kunnen worden. Allereerst is er de omwentelingstijd, wat simpelweg de wachttijd is tot een sector op de harddisk onder de koppen draait als de koppen al in positie zijn. De omwentelingstijd staat in directe relatie met het toerental van de schijf. Bij een 10.000rpm schijf bedraagt deze 6 milliseconden (60/10.000) en bij een 15.000rpm schijf 4ms. De Cheetah X15 heeft hier dus al meteen een voordeel van gemiddeld 1ms. Dit op het eerste oog minimale verschil staat gelijk aan de tijd waarin 1,5 miljoen kloktikken passeren voor twee 750MHz processors. Allemaal tikken die verloren kunnen gaan omdat de processors staan te toeteren voor een trage harddisk...
Rood: omwentelingstijd - Blauw: zoektijd
Het tweede probleem is de zoektijd, de vertraging tot de koppen van de harddisk naar het juiste trackje op de harddisk zijn verplaatst. Seagate heeft dit probleem getackled door de doorsnee van de harddisk te verkleinen van 3 naar 2,6 inch. De afstand tussen het centrum en de buitenkant van de harddisk wordt hierdoor kleiner, waardoor het logischerwijs ook minder tijd kost om een kop van het centrum naar de buitenkant van de schijf te bewegen. De kleinere doorsnee maakt de platters bovendien lichter, waardoor een minder sterke motor is vereist om de platters op een toerental van 15.000rpm rond te trappen. Volgens de specs van Seagate bedraagt de zoektijd van de X15 gemiddeld 3,9ms voor reads en 4,5ms voor writes.
Dankzij beide ontwikkeling heeft de Cheetah een toegangstijd die circa 30% lager is dan die van de huidige 10.000rpm schijven.
Het verschil tussen de platter groottes van de Cheetah X15 en een normale IDE harddisk (in dit geval de Seagate Barracuda ATA) is duidelijk zichtbaar in onderstaande afbeeldingen:
Links: Seagate Cheetah X15 2,6" - Rechts: Seagate Barracuda ATA 3,5"
Het stroomgebruik en de warmteproduktie van de Cheetah X15 is gelijk aan de vorige generatie 10.000rpm Cheetah's, waardoor server bouwers hun systemen met 10.000rpm Cheetah's zonder probleem kunnen upgraden naar de Cheetah X15. De schijf is verder voorzien van Seagate's '3D Defense' systeempje, wat bestaat uit 'Drive Defense' (anti-shock protectie), 'Data Defense' (data protectie) en 'Diagnostic Defense' (software tooltjes).
De Cheetah X15 is beschikbaar in versies met een Ultra160 SCSI en 2Gbit (200MB/s) Fibre Channel interface. Tevens is er een A/V variant met 16 in plaats van 4Meg cache, bedoelt voor video-editing en andere toepassingen waarbij met grote, continue datastreams wordt gewerkt. De SCSI en Fibre Channel versies hebben een opslagcapaciteit van respectievelijk 18,35GB en 18,4GB. Het door mij geteste exemplaar is de Ultra160 versie met 4MB cache.
SCSI vs IDE
Hoewel de Cheetah X15 zonder twijfel is ontwikkeld voor de server markt, kan ik er in een review voor Tweakers.net niet om heen om ook de desktop performance in beschouwing te nemen. Hierbij kom je onvermijdelijk op het hete, controversiële discussiepunt over de voordelen van SCSI boven de normale IDE interface.
Eigenaren van een SCSI schijf willen nog wel eens erg bedreven zijn in het blijk geven van overmatige trots over het feit dat zij in het bezit zijn van een SCSI schijf. Dit doen zij door allerlei wilde verhalen de wereld in te sturen die de suggestie wekken dat SCSI harddisks bovennatuurlijke snelheden halen in vergelijking met een ordinaire IDE harddisk.
Wanneer je de performance van SCSI en IDE schijven vergelijkt in een desktop omgeving, dan blijkt echter keer op keer dat het verschil zo goed als nihil is als beide schijven - afgezien van de interface - gelijk zijn. De SCSI interface heeft een aantal voordelen zoals command queuing en een lagere CPU load, IDE daarentegen heeft het voordeel van de lagere overhead van het IDE protocol. Quantum bracht enkele jaren geleden twee versies van de Quantum Fireball uit met een IDE en SCSI interface. Beide schijven behaalden in benchmarks exact dezelfde resultaten.
Zolang de voor- en nadelen van de IDE en SCSI interface geen groot belang spelen, boeit de gebruikte interface dus erg weinig voor de prestaties. SCSI heeft vooral voordelen voor servers die onder hoge belasting staan, daarbuiten zijn er natuurlijk een aantal voordelen zoals het feit dat je meer devices achter een SCSI controller kunt plakken dan achter een IDE controller. Meerdere devices kunnen 'tegelijkertijd' gebruik maken van de SCSI bus, wat bij IDE niet het geval is. Dit - in combinatie met de lagere CPU loads - maakt SCSI in het tweakers milieu bijvoorbeeld al erg handig voor CD burning en CD-ROM drives (fraggen terwijl je zit te bakken).
| IBM Deskstar 22GXP | IBM Ultrastar 18ES | Interface | ATA66 | U2W SCSI | Toerental | 7200rpm | 7200rpm | GB per platter | 4,6GB | 3,6GB | Zoektijd | 9,0ms | 7,0ms | Cache grootte | 2MB | 2MB |
|
SCSI heeft wat betreft mogelijkheden duidelijk voordelen boven IDE, maar in desktop omstandigheden maakt SCSI pas verschil wanneer de harddisk sneller is. Bij schijven met een gelijk toerental blijven deze verschillen erg klein. Duurdere SCSI schijven zijn vaak uitgerust met nieuwere technieken en hebben daarom snellere koppen en een grotere datadichtheid. Bovendien hebben deze schijven vaak een kleinere doorsnee dan IDE schijven (3 ipv 3,5"), waardoor de zoektijden (en de maximale transfer rates!) iets lager zijn.
Dit kan in mijn ogen echter niet het prijsverschil van rond de 100% rechtvaardigen. Het lijkt mij daarom absolute verspilling om geld uit te geven aan een 7200rpm SCSI schijf, als je voor veel minder een grotere IDE schijf kunt halen of een IDE RAID 0 setup bij elkaar kunt bouwen. SCSI wordt in een desktop/workstation situatie pas echt merkbaar sneller wanneer je over gaat op schijven met een hoger toerental, zoals de hier geteste Seagate Cheetah X15.
Configuratie testsysteem
In mijn testsetup heb ik naast de X15 gebruik gemaakt van de IBM 371350 en 351010, twee IDE schijven met een toerental van 7200 en 5400rpm. Deze drie schijven zijn ideaal om de toerental evolutie in prestaties weer te geven. Het testsysteem bestond verder uit de volgende hardware en software:
Processor | AMD Athlon 700 op 800/200MHz | Moederplank | Asus K7V met 1005 BIOS | Geheugen | 512MB SDRAM op 100MHz | Videokaarten | 3dfx Voodoo3-2000 PCI (pri) Guillemot 3D Prophet (sec) | SCSI controller | Adaptec 19160 | Harddisks | Seagate Cheetah X15 18,4GB IBM 371350 13,5GB (ATA66) IBM 351010 10,1GB (ATA33) | Overige SCSI devices | Plextor UltraPlex 40 CD-ROM Pioneer DVD-330S DVD Teac 58S 6x24 CD-Writer | OS | Windows 2000 Professional | Benchmarks | ZD Winbench 99 BapCo Sysmark 2000 Intel IOMeter |
|
De Adaptec 19160 is de workstation versie van de inmiddels redelijk bekende 29160 (opvolger van de 2940U2W). Het grootste verschil tussen beide controllers is support voor 64-bit, 33MHz PCI en een extra 68-pins Ultra Wide SCSI connector op de 29160. In een desktop systeem met 32-bit PCI zou er geen prestatieverschil moeten zijn tussen beide controllers. Een overzicht met de verschillen tussen de Adaptec Ultra160 controllers kun je hier van de Adaptec site wegplukken.
Let er bij het kopen van een Adaptec 19160 of 29160 wel op dat de OEM versies zonder bekabeling en software geleverd worden. Het grote prijsverschil met de retail versies lijkt interessant, maar je bent dan nog wel meer dan honderd gulden kwijt voor een LVD kabel.
Winbench 99 - Disk WinMark
De Winbench suite van Ziff Davis heeft twee goede benchmarks waarmee de low level performance van een harddisk gemeten kan worden. De Disk WinMark test simuleert de toegangspatronen van een aantal populaire applicaties:
Uit deze resultaten hun je naar mijn mening niet anders concluderen dan dat de Cheetah X15 meer dan voldoet aan de verwachtingen. In vergelijking met de 7200rpm IBM harddisk heeft de Cheetah een 108% hoger toerental en een 134% hogere transfer rate, dus ook op andere gebieden dan alleen het toerental is de Cheetah duidelijk beter. In de Business test is de situatie iets minder gunstig voor de Cheetah, maar nog steeds wordt een bijna dubbele tranfer rate gehaald.
De Business en High-End Disk WinMark scores worden bepaald aan de hand van deze 7 tests. De idiote Frontpage 98 resultaten zou ik niet al te serieus nemen. Later zullen we in de Disk Inspection benchmarks zien dat de Cheetah een maximale transfer rate van ongeveer 41MB/s heeft, het is dus duidelijk dat hier om volledig gebufferde transfers gaan. Dit vermoeden wordt bevestigd door de resultaten van de twee IBM schijven, die niet geheel toevallig net onder de maximale snelheid van de ATA66 interface liggen.
Winbench 99 - Disk Inspection Test
De Disk Inspection benchmark doet een throughput test over het complete schijfoppervlak. Omdat de tracks aan de buitenkant van de schijf langer zijn, worden hier ook de hoogste transfer rates behaald (er vliegen meer bitjes onder de koppen door).
Wederom boekt de Cheetah een winst van meer dan 100% ten opzichte van de 7200rpm drive. De maximale transfer rate van de X15 is 131% hoger dan de 7200rpm schijf en 226% hoger dan de 5400rpm schijf. Wat bovendien opvalt is dat de transfer rates van de Cheetah een veel minder groot verval maken dan de transfer rates van de twee IDE schijven. Over een bereik van 18,4GB wordt een daling gemaakt van 22%. Bij de 13,5GB 7200prm IBM harddisk is dit 36% en bij de 10,1GB 5400rpm schijf is de afname bijna 43%.
De verklaring van dit verschijnsel ligt uiteraard in het feit dat de platters van de Cheetah X15 een kleinere doorsnee hebben, waardoor het verschil tussen de lengte van de binnenste en buitenste tracks naar verhouding minder groot is.
De verschillen zijn goed te zien in onderstaande plots (klik voor de ongekrompen 1:1 grafiekjes):
Seagate Cheetah X15 sequential transfer rate
IBM 371350 sequential transfer rate
IBM 351010 sequential transfer rate
De toegangstijden van de Cheetah X15 zijn duidelijk beter dan de tijden van de twee IBM schijven. Seagate geeft zelf een gemiddelde zoektijd van 3,9ms op. Samen met een gemiddelde omwentelingstijd van 2ms zou dit resulteren in een gemiddelde toegangstijd van 5,9ms, dus in dat opzicht is de hierboven behaalde tijd van 7ms een tegenvaller.
Het verschil tussen de 7200rpm en 5400rpm IBM schijven kan ten dele verklaard worden door de verschillen in omwentelingstijd. Een rekensommetje levert een verschil op van gemiddeld 1,4ms op (8,3ms voor de 7200rpm schijf en 11,1ms voor de 5400rpm schijf). De resterende 0,6ms is blijkbaar te danken aan een kleinere zoektijd.
Let erop dat de resultaten van de twee IDE schijven niet representatief zijn voor de gemiddelde 7200 en 5400rpm SCSI harddisk. SCSI schijven zijn geoptimaliseerd voor snelle zoektijden en hebben vaak snellere koppen en een kleinere schijf doorsnee. Bij IDE schijven speelt opslagcapaciteit een groter belang dan lage toegangstijden. De toegangstijden van SCSI drives zijn daarom bij een vergelijkbaar toerental enkele milliseconden lager.
De Cheetah heeft een hogere processor belasting dan de twee IDE schijven, maar op zich zijn deze cijfers weinig boeiend als er geen rekening wordt gehouden met de hoevelheid data die heen en weer gepompt wordt.
Het gemiddelde van de transfer rates aan het begin en de eind van de schijf werden gedeeld door de processor belasting. De X15 scoort hier duidelijk beter dan de twee IDE schijven.
De beide IDE schijven hebben ongeveer een gelijke processor belasting, terwijl de transfer rates van de 5400rpm schijf behoorlijk lager zijn. Er lijkt hier geen relatie te bestaan tussen transfer rates en CPU load. De betere resultaten van de SCSI schijf zijn waarschijnlijk het gevolg van de lagere processor belasting van de SCSI interface.
IOMeter performance
IOMeter is een proggie van Intel dat de harddisk en netwerk performance benchmarkt. Naast de transfer rates en response tijden meet IOMeter ook het aantal uitgevoerde I/O bewerkingen. Dergelijke getallen zeggen voor voor praktijksituaties zoals een database server veel meer dan transfer rates, aangezien hier geen sprake is van burst reads waarbij de harddisk lange tijd sequentieel van nabij gelegen tracks kan lezen. Toegangstijden spelen zoals eerder gezegd een belangrijke rol bij dit soort situaties. De maatstaf 'I/O's per seconde' is in feite een combinatie van de transfer rate en de toegangstijd. Bij een lagere toegangstijd wordt het gewenste stukkie data sneller gevonden, bij een hogere transfer rate ligt de data sneller op de bus nadat de positie op de harddisk gevonden is.
De IOMeter benchmarks kunnen volledig naar eigen hand bijgetweakt worden. De grootte van de requests, de toevalsfactor en de verhouding reads/writes kunnen allemaal ingesteld worden. Ik maakte gebruik van de Workstation, Fileserver en Database server toegangspatronen zoals deze door Storage Review zijn gedefinieerd.
Het zal geen verassing meer zijn dat de Seagate Cheetah X15 deze test wint met een marge van rond de 100%. Het is mij onduidelijk waarom er geen verschil is tussen de linear, very light en light benchmarks (met respectievelijk 1, 4 en 16 uitstaande I/O's). Het verschijnsel doet zich niet voor in de Cheetah X15 benchmarks van Storage Review, maar komt wel voor in de resultaten van mijn Workstation, Fileserver en Database benchmarks.
De X15 denigreert zijn twee mindere IDE broeders en laat ons zien waar een SCSI harddisk goed in hoort te zijn. De 6,09ms response tijd van de Cheetah komt erg dicht in de buurt van de door Seagate opgegeven toegangstijd van 5,9ms.
De Cheetah X15 heeft ook in de IOMeter benchmarks een hogere absolute processor belasting dan de twee IDE schijven, maar net zoals bij de Winbench 99 tests zeggen de resultaten weinig als het aantal I/O bewerkingen niet meegerekend wordt.
Wanneer dat wel wordt gedaan zien we dat het verschil tussen de drie schijven niet bijzonder heftig is. Afgezien van het dipje in de 'Light' test doet de Cheetah het iets beter dan de overige twee schijven, maar met deze resultaten kun je het verschil onmogelijk toeschrijven aan de gebruikte interface.
Wat in de bovenstaande resultaten niet naar voren komt, maar waar wel een duidelijke relatie tussen lijkt te bestaan is de toegangstijd en de invloed hiervan op het aantal I/O's die per seconde uitgevoerd kunnen worden. Als je bijvoorbeeld de IOMeter en Winbench resultaten van de Cheetah X15, Quantum Atlas V (7.200rpm Ultra160 SCSI) en de IBM 75GXP (7.200rpm ATA66) vergelijkt in de Storage Review database, dan blijkt duidelijk dat de IBM 75GXP een behoorlijk eind achter blijft bij de Cheetah terwijl de transfer rates in de Winbench tests dicht in de buurt van de Cheetah komen. De Atlas V heeft in de Winbench test lagere transfer rates dan de 75GXP, maar trekt dankzij de kleinere toegangstijd wel meer I/O's.
De hoge transfer rates van de IBM 75GXP zijn mogelijk omdat deze dankzij z'n 3,5" doorsnee hoge transfer rates kan halen op de lange tracks aan de buitenkant van de schijf. Bovendien is de datadichtheid van deze 75GB harddisk erg groot. De toegangstijden van de 75GXP zijn echter wel vergelijkbaar met die van een normale 7200rpm IDE schijf en dit lijkt duidelijk zijn invloed te hebben op de IOMeter performance. In situaties waarbij I/O's per seconde een belangrijker rol spelen dan transfer rates, zijn SCSI schijven met een veel betere optie dan IDE schijven.
BapCo Sysmark 2000
Om ook een beeld te geven van de prestatiewinst die een snellere harddisk in een desktop omgeving op kan leveren, heb ik Sysmark 2000 op de Cheetah X15 en IBM 371350 losgelaten. Een bestaande Windows 2000 installatie werd naar de Cheetah gekloond, zodat de benchmark onder exact dezelfde omstandigheden gedraaid kon worden. Corel Paradox wilde niet meewerken waardoor ik deze heb moeten skippen. Hierdoor kan ik helaas geen officiële Sysmark score geven.
Sysmark 2000 benchmarkt de prestaties met behulp van échte applicaties. Er wordt een scriptje gestart dat de programma's installeert en vervolgens het gedrag van een gebruiker simuleert door in sneltreinvaart allerlei handelingen uit te voeren, zoals het openen van files, het bewerken van fotootjes en het rondbrowsen op een (lokale) site.
De Cheetah laat ook in deze situaties een voordeel zien, hoewel je niet meteen moet denken dat je PC er 9% harder door gaat. Het Sysmark scriptje wordt immers op de maximale snelheid van de computer uitgevoerd en houdt geen rekening met idle tijd van de gebruiker, bijvoorbeeld omdat deze ff na moet denken
.
Het is redelijk simpel om voor jezelf te bepalen of een snellere harddisk in jouw situatie gaat helpen. De snelheid van de Cheetah X15 maakt je erg blij wanneer je 20 keer per dag Windows 2000 moet booten. Hetzelfde geldt wanneer je als Photoshopper, 3D modeller, video-editor of audio freak met erg grote files werkt. Als dat flikkerende harddisk LEDje je teveel ophoudt, is het tijd voor een snellere harddisk.
Gevoelsmatige prestatie ervaring
Hoe je het nou wend of keert, een harddisk is altijd traag. Het maakt niet uit of het een 3.600 of 15.000 toeren exemplaar betreft, de prestaties vallen in het niet bij de snelheid van RAM. Deze supersnelle Cheetah heeft een transfer rate van maximaal 41,4MB/s, terwijl PC133 SDRAM een effectieve bandbreedte van rond de 375MB/s heeft. Qua toegangstijden is het verschil al snel een factor 300.
Bij harddisk snelheid spreek ik dus vooral over 'minder traagheid'. Ik wens nergens op te wachten, ook niet op het openen van een 150MB grote TIF file in Photoshop. Als dit met de Seagate Cheetah twee keer zo snel gaat, wil dat dus zeggen dat je de helft van de tijd minder hoeft te wachten. Dit heeft het nare gevolg dat je erg snel went aan de snelheid van de Cheetah X15 en dit daarom als normaal gaat beschouwen. Het verschil merk je pas goed wanneer je terug gaat naar een normale 7.200rpm harddisk, die dan erg traag blijkt te zijn. Pas wanneer je beseft hoe traag een normale harddisk is, groeit je respect voor de Cheetah X15. In de praktijk is de X15 dan ook zeker een erg rappe harddisk, die merkbaar sneller is dan een 7.200rpm schijf.
Warmte en geluidsontwikkeling
Dankzij alle wild-west verhalen over de zogenaamd enorme geluidsproduktie van de 10.000rpm SCSI schijven, verkeerde ik in de verwachting dat het booten van de Cheetah X15 gepaard zou gaan met de geluiden van een startende Rolls-Royce straalmotor. Niets bleek minder waar. Het geluid van de X15 is amper hoorbaar in de nabijheid van m'n 7 case fans. Er is weliswaar een piepklein fluittoontje herkenbaar, maar ik kan mij daar nauwelijks aan storen. Bij lees en schrijf operaties produceert de schijf een gezellig knetterend geluid, dat qua geluidsniveau niet hoger gaat dan de herrie van een bejaarde IDE harddisk. Al met al vind ik het dus nogal meevallen en hangt het af van je eigen bereidheid tot irritiatie om een probleem te maken van de herrie van de Cheetah X15. Die-hard tweakers, die zich toch al temidden van een herrieschoppende koelconstructie bevinden, zijn in het voordeel. Het geluid van de X15 wordt effectief weggestemd door de case fans.
En nu we het toch over ventilatie hebben: deze zul je zeker nodig hebben. Segeate geeft zelf op dat de operationele temperatuur van de X15 tussen 5 en 55 graden Celcius ligt. Zonder enige koeling kom je zeker in de buurt van die 55 graden en brand je je vingers aan de X15. Met actieve koeling meette ik tijdens een low-level format een handwarme temperatuur van 36,0C. Halverwege de 2 uur durende IOMeter run was de temperatuur licht gestegen tot 37,4C. De Cheetah werd hierbij gekoeld door een 9cm outtake fan die lucht van de Cheetah weg zoog, minder effectief voor koeling van de Cheetah maar wel beter voor de airflow in m'n kast.
Conclusie
De Seagate Cheetah X15 is zowel qua transferrates als toegangstijden de snelste harddisk van dit moment. Quantum's Atlas 10K II, de tweede speler van dit moment, wordt met afstand gedeklasseerd door de X15. Neem hierbij het ironische voorkomen dat de Cheetah X15 momenteel de goedkoopste is van deze twee, plus het feit dat de in december aangekondigde Atlas 10K II nog steeds nauwelijks verkrijgbaar is, en het mogelijke duidelijk zijn dat de Cheetah X15 de beste optie is wanneer performance cruciaal is.
Voor simpele servertjes, die onder weinig load staan, zijn IDE schijven in principe prima. In situaties waarbij een groot aantal I/O bewerkingen worden uitgevoerd en waarbij de benodigde data niet gecached kan worden, gaat de voorkeur uit naar een snelle SCSI schijf. Wanneer de extra kosten van de Cheetah X15 geen faktor van belang zijn, is de X15 zonder twijfel de beste serverharddisk die je op dit moment kunt krijgen. De beperkte capaciteit van 18,4GB hoeft geen probleem te zij wanneer er gebruik wordt gemaakt van een RAID controller, die toch al aanwezig hoort te zijn in elke serieuze server. Omdat het verschil in transfer rates tussen de buitenste en binnenste tracks relatief klein is, kan de schijf volledig gepartioneerd worden zonder dat er sprake is van een grote performance daling bij leesacties op de binnenste tracks.
De geluidsproduktie van de X15 zal niet boeien bij server systemen, maar kan mogelijk tot irritatie leiden in stille workstations. Dit kan vooral een probleem zijn voor A/V studio's waar stilte gewenst is. De opslagcapaciteit is wat beperkt voor A/V gebruik, maar zal over het algemeen voldoende zijn voor gebruik als bootdisk en opslag van data.
Voor hardware freaks en veeleisende enthousiastelingen, die zich al dan niet professioneel bezig houden met foto, audio of videobewerking, is de Cheetah X15 een leuk speeltje om een toch al snelle machine nog bruter te maken. De Cheetah X15 gebruik je in dat geval als bootdisk en parkeerplaats voor je data, een goedkope IDE schijf kan dienen voor de massaopslag van VCD'tjes, downloads, MP3's e.d. Wanneer alleen hoge transfer rates belangrijk zijn, kunnen de prestaties van de Cheetah tegen lagere kosten bereikt worden met met meerdere IDE schijven in een RAID 0 setup.
De komst van de eerste 15.000rpm harddisk is ook interessant voor degenen die een prijs van FL 1765,- volstrekt onbetaalbaar vinden. In de afgelopen weken zijn de prijzen van de 10.000rpm Cheetah's al strak gedaald. Voor 800 piek heb je nu een 9,2GB Cheetah 18XL, terwijl je hier vorige maand nog rond de 1000 gulden voor neer moest leggen.
De komst van de Cheetah X15 maakt tevens de weg vrij voor de eerste 10.000rpm IDE schijven. Het is nog moeilijk om te zeggen wanneer we deze snelle schijven mogen verwelkomen. Toen eind 1996 de eerste 10.000rpm Cheetah 4LP op de markt kwam, zou het nog anderhalf jaar duren voordat Seagate met de eerste 7.200rpm IDE harddisk zou volgen. Het is te hopen dat we nu wat minder lang hoeven te wachten.

Links
- Seagate Cheetah X15 4MB in pricewatch
- Seagate Cheetah X15 press release
- Seagate Cheetah X15 specs
- Storage Review Cheetah X15 review
- GamePC Cheetah X15 review
Check de Storage Review database voor vergelijkende benchmarks met andere IDE en SCSI harddisks, zoals de Quantum Atlas 10K II, Seagate Cheetah 18XL en IBM UltraStar 36ZX.