Het CBP zal na invoering van de meldplicht voor datalekken over onvoldoende mankracht en financiële middelen beschikken om alle meldingen te kunnen onderzoeken. Dat erkent staatssecretaris Teeven in een brief naar de Kamer.
Fred Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, schrijft in antwoord op Kamervragen over de meldplicht en de mogelijke capaciteits- en geldtekorten bij het CBP, dat de overheidsinstelling na een risico-inschatting alleen de belangrijkste zaken waarin de privacy wordt overtreden, kan aanpakken. Naar verwachting krijgt de privacywaakhond na invoering van de meldplicht circa 66.000 meldingen per jaar binnen. Slechts een klein deel zou voor het CBP voldoende aanleiding geven om een onderzoek in te stellen en, bij het overtreden van de Wet bescherming persoonsgegevens, bestuurlijke boetes op te leggen. Het CBP kan een boete tot 200.000 euro uitdelen.
Teeven stelt dat hij vanuit het CBP geen signalen heeft gekregen dat een groot deel van de aangebrachte zaken op de plank zullen blijven liggen. Mochten er toch budgettaire problemen ontstaan, dan verwacht de staatssecretaris dat de privacywaakhond tijdig bij de politiek zal aankloppen. Verder stelt Teeven dat hij samen met de minister van Financiën aan het bekijken is of de opbrengsten van door het CBP uitgedeelde boetes gebruikt kunnen worden om de organisatie deels te financieren.
De stellingname van Teeven is opmerkelijk, omdat Jacob Kohnstamm, voorzitter van het CBP onlangs in een interview liet weten dat de organisatie onvoldoende mankracht heeft om alle datalekken te beoordelen. De organisatie zou momenteel de helft van de datalekken door personeelsgebrek al niet kunnen onderzoeken en het CBP vreest dat bij invoering van de meldplicht dit aantal nog verder zal groeien.