Wie een televisie uitzoekt zal in eerste instantie online wat modellen naast elkaar zetten om te ontdekken hoe ze zich verhouden. Reviews en ervaringen van anderen zijn handig als eerste uitgangspunt; je eigen eisen voor wat betreft de aansluitingen en het beeldformaat spelen uiteraard ook mee.
Uiteindelijk blijven er een paar modellen over die op papier voldoen aan de eisen en is een bezoekje aan een winkel de enige manier om ze op beeldkwaliteit te vergelijken. Daar zul je ook ontdekken dat de specificaties weinig zeggen over de uiteindelijke beeldkwaliteit en dat sommige eigenschappen niet vermeld staan, maar wel belangrijk zijn.
Helderheid en contrastverhouding
De contrastverhouding is gedefinieerd als de verhouding tussen de lichtintensiteit van witte pixels en die van zwarte pixels. De gemeten contrastverhouding is echter zeer gevoelig voor de testwijze die gebruikt wordt. Fabrikanten passen allerlei trucs toe om dit getal zo hoog mogelijk uit te laten vallen, omdat consumenten denken dat een hogere contrastratio per definitie mooiere beelden geeft. In onze tests doen we een poging achter de werkelijke contrastverhouding te komen.
Ook de helderheid, gemeten in candela per vierkante meter (cd/m²), is de laatste jaren flink gestegen, waarschijnlijk mede vanwege de introductie van dynamische contrastverhoudingen. Zwarte pixels worden donkergrijs met de backlight op maximaal, dus de kans dat je die instelling gebruikt is uiterst klein. Een helderheid van 300cd/m² is meer dan genoeg voor gebruik in een normale woonkamer. Als je in een verduisterde omgeving televisie kijkt kun je met minder licht af.
De door de fabrikant opgegeven contrastverhouding moet worden gewantrouwd, omdat zeer zelden bekend is hoe deze waarde gemeten is. Zo zijn er twee methodes om deze verhouding te meten, namelijk de 'full on/full off'-methode en de ansi-methode. In het eerste geval wordt achtereenvolgens een volledig wit en een volledig zwart beeld weergegeven. Van beide wordt de lichtintensiteit gemeten en de verhouding daartussen is de contrastverhouding. De andere manier van testen, de ansi-methode, gebruikt een beeld met zestien vlakjes; acht zwarte en acht witte. De gemiddelde lichtintensiteit van alle witte vlakken gedeeld door de gemiddelde lichtopbrengst uit de zwarte vlakken is de contrastverhouding.

Lcd-panelen met een dynamische contrastverhouding hebben veel voordeel bij de eerste methode, omdat de backlight bij het witte vlak maximaal kan branden en bij het zwarte vlak bijna uit kan. Deze methode meet dan ook de dynamische contrastverhouding, terwijl de ansi-methode de statische contrastverhouding meet. Bij de ansi-test biedt een dynamisch contrast namelijk geen voordelen, omdat een fellere backlight de zwarte vlakken feller maakt en een minder felle backlight wit donkerder maakt. Voor plasma-panelen speelt dit verschil niet of nauwelijks.
Of je het dynamisch contrast wil inschakelen of uitschakelen is heel persoonlijk. De een vindt de afname in backlight bleeding prettig, terwijl de ander zich stoort aan de continu bijstellende backlight en het daarbij gepaard gaande 'pompende beeld'.
De contrastverhouding gaat nog verder omlaag als het paneel niet in staat is een subtiel verloop in helderheid in het witte of zwarte segment weer te geven. Een slecht afgestelde televisie geeft wit en heel licht grijs beide als wit weer, waardoor de twee niet te onderscheiden zijn. Hetzelfde is het geval met heel donker grijs en zwart. Vergelijk dit effect met clipping bij fotografie. Dit verschijnsel vereist aanpassingen in de backlight en helderheid van het paneel.

De contrastverhouding zegt dus niks over het vermogen van een televisie om subtiele kleurverschillen weer te geven. Kijk je televisie in een onverduisterde kamer? Ook dan zul je niet het maximale uit het scherm halen, omdat omgevingslicht de waargenomen contrastverhouding drastisch verlaagt. Alsof dat allemaal nog niet genoeg negatieve invloed heeft op de contrastwaarde, neemt deze ook af met de kijkhoek. Fabrikanten definiëren de kijkhoek loodrecht op het scherm, maar als er met meerdere mensen naar hetzelfde scherm gekeken wordt, zit de meerderheid onherroepelijk schuin op het scherm te kijken. Meer leesvoer over contrastverhoudingen vind je hier.
Pixelmapping
In de beginjaren van de televisie waren de toleranties in de beeldweergave nog zo groot, dat regisseurs geen idee hadden welk deel van het videobeeld op het scherm van een willekeurige televisie zou verschijnen en wat net buiten de randen zou vallen. Om met deze willekeur rekening te houden noemden ze de randen van het videobeeld overscan: een stuk beeldinformatie waarin niks belangrijks mocht plaatsvinden en wat straffeloos kon worden weggelaten in de beeldweergave.

De toleranties zijn tegenwoordig een stuk beter en overscan is, zeker bij lcd- en plasmatelevisies, niet meer nodig. Wanneer een televisie geen overscan toepast op een resolutie die native wordt ondersteund, maar het volledige beeld weergeeft, spreken we van pixelmapping. Dit is een zeer belangrijke eigenschap voor een scherm dat ook wordt gebruikt om het bureaublad van een computer weer te geven. Met overscan vallen de startbalk en de knoppen rechtsboven de vensters van het scherm, omdat slechts een deel van de desktop wordt weergegeven. Logischerwijs wordt een deel van videobeelden of games weg dus ook niet weergegeven.
Kijkhoek
De kijkhoek is de grootte van de hoek tussen de uiterste posities waaronder je nog op het scherm kunt kijken. Theoretisch is de maximale kijkhoek 180 graden. De horizontale en verticale hoek hoeven niet noodzakelijk hetzelfde te zijn en daarom geven fabrikanten beide aan. Toch is de kijkhoek een nietszeggend cijfer geworden. Producenten van lcd-panelen geven bijna allemaal een hoek van 176 of 178 graden aan, wat zou betekenen dat de kijkhoek zo goed als maximaal is.

In de praktijk zijn er grote verschillen tussen de schermen onderling, terwijl de specificaties gelijk zijn. Blijkbaar is voor het meten van de kijkhoek ook geen universele methode gedefinieerd. Fabrikanten definiëren de kijkhoek als de kijkhoek waaronder de maximale contrastverhouding nog 5:1 of 10:1 is. Deze waarde wordt gezien als het minimaal benodigde om nog enigszins acceptabel televisie te kunnen kijken. Het zegt echter niks over de kleurverschillen loodrecht op het scherm en onder een grote hoek. Daarom is de kijkhoek ook een nietszeggende specificatie en moet je in de winkel kijken hoe de schermen zich verhouden.
Beeldverbeterende technieken
Alle fabrikanten bieden technieken die het beeld moeten verbeteren. Deze technieken hebben echter bijna zonder uitzondering een negatief effect op een goed afgesteld scherm. De fabrikanten geven hier allemaal hun eigen naam aan, maar de functie van de techniek is meestal het vergroten van het contrast, het toepassen van meer kleurverzadiging en aanpassen van de kleurbalans. De filmmaatschappij heeft er al lang voor gezorgd dat deze zaken optimaal opgeslagen zijn op het filmmedium, dus het is vrij onzinnig om dit nog een keer automatisch te laten corrigeren, zodra je televisie de film al zo weergeeft als de regisseur het bedoeld heeft.
Een functie die wel handig is, is ruisonderdrukking. Bij een kwalitatief slechte bron als de ingebouwde analoge tuner kan deze functie het beeld rustiger maken, hoewel dit vrijwel altijd ten koste gaat van scherpte. Een andere nuttige functie, mits goed geïmplementeerd, is mpeg-ruisonderdrukking, waarbij mpeg-aftefacten worden onderdrukt.