Elke medaille heeft een keerzijde. Het klinkt als een cliché, maar het is alleen een cliché als het ook af en toe klopt. De markt voor smartphones is in de afgelopen jaren, ondanks de stilstand die velen menen te bespeuren, op een ingrijpende manier veranderd. Een deel van die grote verandering hebben we al uitgebreid besproken; telefoons worden veel duurder en de tijd dat een adviesprijs van 1000 euro of meer tot opgetrokken wenkbrauwen leidde, ligt inmiddels achter ons. Boven de categorie van high-end smartphones is ook een nieuwe klasse ontstaan, iets wat fabrikanten graag aanduiden als 'super premium'.
Als prijzen stijgen, valt er een gat in de middenmoot, juist een categorie waarin veel mensen shoppen. Alle fabrikanten zijn daar vol enthousiasme ingesprongen, de ene met nog meer overgave dan de andere.
De directe aanleiding voor dit artikel was de aankondiging van de OnePlus Nord N100 en N10 5G. Vooral de N100 is een opvallende stap, want het is voor het eerst dat de Chinese fabrikant een écht goedkoop model in het assortiment heeft. Als je echter goed kijkt, zie je dat die stap niet uit de lucht komt vallen. Waarom doen fabrikanten dat en hoe doen ze dat? Als je een goedkopere telefoon wilt maken, zijn bepaalde componenten immers te duur.