Inleiding
Sinds het aanbreken van het computer- en internettijdperk hebben mensen die van digitale of digitaliseerbare producten moeten leven een probleem: hun maaksels zijn perfect door jan en alleman te herfabriceren middels een eenvoudige kopieeropdracht, en kunnen moeiteloos van de ene naar de andere computer worden getransporteerd. Het gaat immers om niet meer dan een op zekere wijze gerangschikte verzameling van enen en nullen. Dit heeft weliswaar grote voordelen voor de distributie van de digitale creaties, maar het komt nog al eens voor dat die enen en nullen in bruikbare configuratie op de harddisk van deze of gene belanden zonder dat er geld voor in het laatje van de maker belandt.
In deze feature tracht Tweakers.net je een indruk te geven hoe het zover heeft kunnen komen, en kijken we naar een aantal manieren waarop de digitale bakkers brood op de plank kunnen krijgen. Dit larderen we met enige praktijkvoorbeelden uit heden en verleden.

'The Copyist', door Barbara Nuss
P2p-netwerken
Peer-to-peer-filesharingnetwerken stellen gebruikers in staat een deel van hun computer open te zetten voor anderen. Er wordt van alles mee gedeeld, van recepten en computercode tot muziek en films - en over die laatste twee struikelen de belangenbehartigers voor de entertainmentindustrie indien het om auteursrechtelijk beschermde werken gaat. P2p-netwerken zijn geheel of gedeeltelijk gedecentraliseerde netwerken, die aan populariteit wonnen nadat diensten met centrale servers zoals My.MP3.com een makkelijke prooi bleken voor de entertainmentindustrie. In een peer-to-peer-netwerkstructuur speelt iedere computer zowel voor client als voor server, hoewel een aantal centrale servers in veel gevallen wel gebruikt wordt om de bestanden op de diverse computers te indexeren en gemakkelijk voor de gebruikers doorzoekbaar te maken.
In de VS heeft het hooggerechtshof vorig jaar bepaald dat de makers van p2p-software in bepaalde gevallen aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens zogeheten 'secondary copyright violation', oftewel het aanzetten tot het overtreden van de auteurswetgeving. In Nederland werd anders geoordeeld; de Hoge Raad besliste eind 2003 dat het indertijd populaire Kazaa niet aansprakelijk kon worden gesteld voor illegale bestandsuitwisseling. Inmiddels is het Openbaar Ministerie een andere weg ingeslagen en probeert het mensen die het aanbieden van p2p-links via websites faciliteren, veroordeeld te krijgen wegens lidmaatschap van een criminele organisatie. Copyrightwaakhond Stichting Brein is ondertussen van mening dat het recht heeft op gegevens van mensen die auteursrechtelijk beschermd materiaal aanbieden, om die vervolgens aan te kunnen klagen. Tot dusver heeft Brein echter steeds bot gevangen bij de rechter.
De beweging in filesharing lijkt er een te zijn richting steeds meer decentralisatie. Terwijl na de bovengenoemde uitspraak van het Amerikaanse hooggerechtshof steeds meer p2p-makers het bijltje erbij neergooide en de servers uit het rek haalden, blijft eMule goeddeels buiten schot en nog immer populair. Een van de redenen is dat er geen bedrijf achter zit dat aangepakt zou kunnen worden - aan de software wordt onder meer via SourceFourge gewerkt. Ook de zoekservers worden door verschillende lieden onderhouden, en deze worden weliswaar met enige regelmaat aangepakt maar hun functie wordt later weer door andere overgenomen. Centrale zoekservers ontbreken bij Freenet zelfs geheel - dit is dan ook een peer-to-peer-netwerk in de zuivere zin van het woord. Ook het ophakken van bestanden in kleine stukjes die vanaf verschillende computers te downloaden zijn, het zogenaamde 'file swarming' waarvan onder meer BitTorrent gebruik maakt, is een vorm van decentralisatie. Een actuele kwestie speelt zich hedentendage af rond torrentservers - waarop torrentfiles te vinden zijn die informatie bevatten over hoe een aldus opgehakt bestand binnengehengeld kan worden. De Stichting Brein dwingt via dreigbrieven de ene na de andere torrentsite tot stoppen, terwijl de torrentbestandjes zelf helemaal niet auteursrechtelijk zijn beschermd. Vermoedelijk is dat de reden dat het Openbaar Ministerie aanstuurt op veroordelingen voor beheerders en gebruikers van torrentsites wegens het lidmaatschap van een criminele organisatie.
De entertainmentindustrie blijkt gelukkig tot meer in staat dan uitsluitend (aan)klagen als het om p2p-netten gaat. Tot eind vorig jaar vond een aantal platenmaatschappijen een uitstekend alternatief in het massaal overspoelen van filesharingnetwerken met nepbestanden. Meer recent zijn de bewegingen richting samenwerking met filesharingnetten, zoals de distributiedeal tussen BitTorrent en filmstudio Warner, en de overeenkomsten tussen de grote muzieklabels en Grokster-reïncarnatie Mashboxx - die zal voorzien in de legale verspreiding van audiobestanden van bekende artiesten via een reeks populaire p2p-netwerken. Dat geeft aan dat de entertainmentindustrie gestaag doordrongen raakt van het feit dat filesharing niet als 'evil' gezien hoeft te worden, maar juist een uiterst effectieve en efficiënte verspreidingsmethode is.
Filesharing en heffingen: wetgeving
Nederlandse wetgeving - De passage in de auteurswet uit 1912 waarop Brein zich beroept bij de wens filesharers aan te pakken luidt als volgt:
Artikel 5.2 - Als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk wordt
beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van eenig daarin opgenomen afzonderlijk werk, waarop auteursrecht bestaat, door een ander dan den maker daarvan of diens rechtverkrijgenden.
Dit wetsartikel is van toepassing bij filesharingprogramma's zoals BitTorrent of eMule, en wel bij het openzetten voor een dergelijk programma van een stukje harde schijf waarop zich auteursrechtelijk beschermd materiaal bevindt. Dat komt neer op het openbaarmaken van dat materiaal voor andere gebruikers. Op het moment dat zij een bestand downloaden wordt dat bestand illegaal verveelvoudigd. Opmerkelijk is dat de downloaders hierbij zelf niets illegaals doen - zij kunnen beroepen op het recht een 'thuiskopie' te maken, wat is toegestaan zelfs als de downloader het bestand niet in bezit heeft. De betreffende passage is de volgende:
Artikel 16b.1 - Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en welke uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die zonder direct of indirect commercieel oogmerk de verveelvoudiging vervaardigt of tot het verveelvoudigen uitsluitend ten behoeve van zichzelf opdracht geeft.
Zelfs als de downloader weet dat het aan de uploadkant om een illegaal verveelvuldigde file gaat, wordt nog aan de voorwaarden van dit wetsartikel voldaan. De enige voorwaarde is dat de downloader het materiaal voor zichzelf houdt; een bestandje voor de buurman op cd branden is verboden. De wet maakt het dus theoretisch mogelijk om filesharing te stoppen door de aanbieders - de uploaders - aan te pakken. Als er niks wordt geüpload is het ook snel gebeurd met het downloaden, zo is de gedachte. Vanwege het internationale karakter van het internet en de privacybescherming die internetabonnees genieten blijft het vooralsnog enkel bij de gedachte.
Heffingen op gegevensdragers - De wettelijke basis voor heffingen op blanco media is gelegen in de Wet op Naburige Rechten uit 1993. Deze wet bepaalt dat rechthebbenden recht hebben op een vergoeding voor elke exploitatie - geldopleverende handelingen - die plaatsvinden met hun werk. De wet maakt onderscheid tussen het eerste gebruik: de verkoop, uitvoering of 'airplay' van het werk zelf, en het tweede gebruik: het uitlenen bij een bibliotheek of het maken van een extra kopie. Bij die handelingen wordt ervan uitgegaan dat iemand geld verdient aan de handeling; de bibliotheek respectievelijk de verkoper van de informatiedrager waarop de kopie wordt gemaakt. Daarmee, zo stelt de wet, wordt het werk geëxploiteerd en is er een vergoeding verschuldigd.
Je zou wellicht kunnen stellen dat een werk wordt geëxploiteerd indien iemand een internetverbinding bij de lokale breedbandboer afneemt, en daarmee aan het filesharen slaat. Dat zou de weg kunnen openen naar een heffingsmodel waarbij de verantwoordelijkheid voor het innen van rechten bij de internetprovider wordt gelegd. Die exploiteert in die gedachtengang immers de werken door geld te verdienen aan de breedbandlijn. Net zoals de zaaleigenaar de band betaalt na een optreden en de kosten verhaalt op de bezoekers, zou de isp de klant voor de genoten diensten kunnen laten betalen middels een maandelijkse heffing.
Een voorstel in die trant sneuvelde onlangs in het Franse parlement, na druk van de regering die zich verplicht ziet zich te houden aan een twee jaar geleden ingevoerde Europese copyrightrichtlijn. Deze moet de auteurswetgeving aanpassen aan de 21e eeuw. Het heeft er echter alle schijn van dat men hier vooral heeft gekeken naar de eisen die de entertainmentindustrie stelt, en veel minder met een open oog heeft gekeken naar de rechten van de consument en de realiteit van de voortgang van de techniek.
Europese copyrightrichtlijn - Begin 2001 stemde het Europees Parlement in met de copyrightrichtlijn, die tot doelstelling heeft de auteursrechtwetgeving aan het digitale tijdperk aan te passen. In Nederland is de richtlijn vanaf het najaar van 2004 van kracht. De auteursrechtrichtlijn is het antwoord van de Europese Unie op enerzijds het WIPO-auteursrechtverdrag uit 1996, en anderzijds de Amerikaanse Digital Millenium Copyright Act (DMCA), waar het veel van weg heeft. Het was destijds de meest gelobbyde richtlijn. De Europese auteursrechtrichtlijn geeft auteurs en uitgevers van digitale werken het exclusieve recht op reproductie en verspreiding, en verbiedt dus het uploaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal. De richtlijn maakt evenwel een uitzondering voor het maken van een niet-commerciële privé-thuiskopie, waar feitelijk ook een gedownload bestand kan worden bedoeld - maar maakt echter weer korte metten met zo'n thuiskopie via een verbod op het omzeilen van kopieerbeveiliging - ook als dit door de legale kopers van een werk wordt gedaan. Minister Donner zei naar aanleiding van deze kwestie twee jaar geleden dat de consument wat hem betreft geen recht heeft op een thuiskopie, toen de vraag in de Tweede Kamer aan de orde kwam of er geen verbod moest komen op kopieerbeveiligingen.
DRM etcetera
Terwijl Brein en consorten het aanbieden van bestanden tegen proberen te houden, wordt tevens getracht te voorkomen dat bestanden überhaupt aangeboden kunnen worden - via kopieerbeveiligingen, ook wel bekend als Digital Rights Management (DRM).
Argumenten tegen DRM - In 2004 gaf Cory Doctorow, destijds werkzaam bij de Electronic Frontier Foundation, een lezing bij Microsoft Research over DRM, waarin hij het bedrijf probeerde te overtuigen hun steun aan DRM-programma's volledig in te trekken. Dat is vrij veel gevraagd van een grote speler zoals Microsoft, die zich in de toekomst graag tot over zijn oren in de consumentenelectronicabusiness zou willen begeven. De argumenten van Doctorow zijn echter sterk en hebben in ieder geval de potentie om de technici en wetenschappers van Microsofts researchafdeling voor zich te winnen, wat helaas niet automatisch betekent dat de top het er ook mee eens zal (of wil) zijn.
Doctorows argumentatie komt er onder meer op neer dat DRM-systemen blijk geven van een fundamentele tekortkoming als we ze beschouwen als cryptografiesystemen. Een cryptografiesysteem heeft als functie een boodschap van een zender naar een ontvanger te transporteren zonder dat deze door een aanvaller gelezen kan worden - wat bereikt wordt door het gebruik van een coderingssysteem met een versleutelalgoritme en een sleutel. Aanvallers mogen de versleutelde boodschap en het versleutelalgoritme in handen krijgen; zolang hen de sleutel uit handen wordt gehouden hebben ze er niets aan. Bij DRM-systemen is ook sprake van een dergelijke vorm van versleuteling, het verschil is dat de ontvanger van de boodschap en de aanvaller hier dezelfde zijn: de ontvanger is niet te vertrouwen.
Doctorow haalt nog een ander belangrijk punt aan: voortschrijdende technologie mag geen reden zijn om een zakelijk model, zoals dat van de traditionele muziekindustrie, te beschermen. Bij veranderende technologie passen de business models zich aan en diegenen die zich niet snel genoeg aan de gewijzigde omstandigheden aanpassen wacht lagere inkomsten of in het ergste geval faillissement. Pech, maar tijden veranderen nu eenmaal. Daarnaast, zo stelt Doctorow, wijst het verleden uit dat na technologische vernieuwing (uiteindelijk) de copyrightwetgeving wordt aangepast, en niet de technologie wordt beteugeld - wat weliswaar wordt geprobeerd maar uiteindelijk wordt opgegeven. Als voorbeeld noemt hij de pianola die ruim honderd jaar geleden zijn intrede deed. De apparaten maakten een einde aan de gebruikelijke vorm van entertainment waarbij een begenadigd pianist werd ingehuurd; een makkelijk te vermenigvuldigen ponskaart (pianorol) met de nieuwste muziek volstond voortaan. Muziekuitgevers en componisten vroegen het Congres om de pianorol te verbieden omdat ze geen cent betaald kregen voor de reproducties van hun werk, maar de wetgevers voelden er niets voor de dominante entertainmentvorm een halt toe te roepen. In plaats daarvan werd de copyrightwet aangepast en dienden uitgevers voortaan twee cent per rol betaald te krijgen.
Dit was het begin van het zakelijke model dat tot op de dag van vandaag in de muziekwereld wordt gehanteerd, en is gaandeweg voor steeds meer problemen gaan zorgen naarmate de geluidsdragers veranderden en het voor het publiek steeds gemakkelijker werd om de inhoud daarvan te kopiëren - totdat tegenwoordig niet meer dan een druk op de knop vereist is. Daamee volstaat het businessmodel van de muziekindustrie niet meer, en kan DRM worden gezien als een onnatuurlijke poging deze langer in stand te houden dan de houdbaarheidsdatum toestaat. De vraag is natuurlijk wat er precies voor in de plaats moet komen; zonder dat dat duidelijk is kan van de muziekindustrie verwacht worden dat zij onverminderd door zullen gaan met het ontwikkelen van en lobbyen voor DRM-technologie.
DRM en trusted computing - Hoe slim DRM-technologie er ook in slaagt bestanden te beveiligen, het blijft zo dat afgespeelde bestanden gekopieerd kunnen worden, desnoods door een kabeltje in de line-out te steken en het geluidssignaal analoog op te vangen. Onder meer om deze reden is de industrie geïnteresseerd geraakt in het idee van trusted computing, dat hoofdzakelijk wordt uitgedragen door de Trusted Computing Group (TCG), een conglomeraat van bedrijven waaronder IBM, Microsoft, Intel en AMD. De TCG is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de Trusted Computing Module; een chip die op het moederbord van pc's beslissingen neemt over toegestane processen. Trusted computing wordt vooral gemarket met behulp van het toverwoord 'security': virusprogramma's en andere misbaksels zouden er beter mee geweerd kunnen worden. Het laat zich echter raden dat er met `security' ook de `veiligheid' van auteursrechten bedoeld kan worden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om documenten zodanig te beveiligen dat er geen screenshot van gemaakt kan worden. Op vergelijkbare wijze kan een stokje worden gestoken voor het aftappen van een digitaal signaal via de analoge uitgang: HDMI.
Feitelijk komen dit soort zaken neer op het in bezit nemen van de apparatuur van de consument door de rechthebbenden van de content die erop af wordt gespeeld. Om alle beveiligingsgaten af te sluiten is het niet voldoende om controle te hebben over de levensduur van de content en de handelingen die er softwarematig op mogen worden uitgevoerd: er moet ook controle zijn over de hardware van de consument. Dit is een logisch gevolg van het eerdergenoemde feit dat in het cryptografiesysteem dat DRM heet, de ontvanger tevens als aanvaller wordt gezien en deze naast de data ook de sleutel en het versleutelalgoritme in handen zou krijgen - deze zitten in de afspeel/ computerapparatuur verwerkt. Het doorvoeren van hardwarematige controle is een poging van de verzender om controle over de sleutel te behouden.
Microsoft heeft, toen Vista nog Longhorn heette, uitgebreide plannen gekoesterd om trusted computing-technologie uitgebreid in zijn volgende besturingssysteem te gaan gebruiken, onder de noemer NGSCB. Een jaar geleden bleek echter dat het bedrijf hier, in ieder geval in eerste instantie, grotendeels vanaf ziet. Wellicht heeft het praatje van Cory Doctorow indruk gemaakt. Maar zelfs als trusted computing doorbreekt en de markt wordt overspoeld door computers die alleen 'toegestane' programmatuur en content afspelen, waarbij operaties zoals cd's rippen uiteraard niet tot de legaal geachte operaties behoren, dan blijven er nog ruim voldoende gewone computersystemen over die dergelijke procedures wel uit kunnen voeren. En er is maar één gewone computer nodig om een beschermd bestand van zijn beschermlaag te ontdoen en op filesharingnetwerken beschikbaar te maken.
Toekomstverwachtingen
Voor het betalen van digitaal verspreide content lijken er in hoofdzaak twee mogelijkheden te zijn. Filesharing wordt gelegaliseerd waarbij de internetproviders het geld voor de contentproviders innen, of laatstgenoemden verkopen - of verhuren - de bestanden zelf, en zetten ze middels DRM-technologie op slot. Een derde weg is dat (illegaal) filesharen als het ware wordt gedoogd en doodgezwegen, omdat de massa zijn muziekjes en filmpjes via geautoriseerde diensten betrekt en de omzetcijfers in de entertainmentindustrie een dusdanige groei laten zien dat de platen- en filmbonzen zich niet langer geprikkeld voelen om hun copyrightwaakhonden op p2p-makers en -gebruikers af te sturen.
P2p-heffing via de internetprovider - In Groot-Brittanië startte vorig jaar de 'music service provider' PlayLouder een breedbanddienst met de mogelijheid vrij te downloaden. Het bedrijf maakt dit mogelijk door deals met grote en kleine platenmaatschappijen, uit wier catalogi er naar hartelust mag worden geshared. De provider biedt de bestanden centraal ter download aan, voorzien van een speciaal kenmerk ('vingerafdruk') en houdt vervolgens het netwerkverkeer in de gaten om het downloadtarief van de gevangen abonnenementsgelden onder de rechthebbenden van de muziek te verdelen. Het nadeel van de PlayLouder-aanpak, waarin 'de spontaniteit en het gemeenschapsgevoel' van filesharing behouden zou blijven, is dat het geheel zich in een afgesloten speeltuin met andere PlayLouder-abonnees afspeelt. Bij het zoeken naar iets obscuurs of speciaals is de verleiding om toch buiten de perken te treden dan wellicht groot. Er zijn overigens ook ontwikkelingen aan de gang om de genoemde 'fingerprinting'-technologie louter aan te wenden om auteursrechtelijk beschermde bestanden van p2p-netwerken te weren.
In Frankrijk sneuvelde onlangs een wetsvoorstel om particulier p2p-gebruik (down- en uploaden) expliciet in de wet te legaliseren. Het zou er wettelijk mee zijn toegestaan om bestanden te filesharen mits er (maandelijks via de internetprovider) een vergoeding zou worden betaald. Dat zou in zekere zin het equivalent zijn van de oude radio- en televisielicentie, met als verschil dat we zelf voor diskjockey spelen (maar dan zonder geneuzel ertussendoor). Ook de Britse club van 'indie'-platenlabels AIM pleit voor een dergelijk model - waarin de interproviders als 'tussenhandelaren' een vergoeding zijn verschuldigd die ze bij hun abonnees innen.
Ook in Nederland zijn stemmen opgegaan voor een dergelijk model, maar omdat het kabinet de Europese auteursrechtrichtlijn al heeft geratificeerd, kan een dergelijk model niet worden ingevoerd zonder de goedkeuring van de rechthebbenden van muziekwerken. Dat betekent dat het lastig zou zijn om het model bij wet in te voeren - daartoe moet eerst de auteursrechtrichtlijn op de helling. In de huidige situatie lijkt het erop dat alleen diensten zoals het Britse PlayLouder mogelijk zijn, ofwel dat internetproviders collectieve overeenkomsten met de muziekindustrie af zouden sluiten voor het legaliseren van particuliere filesharing. De schijnbare opstartproblemen van PlayLouder lijken te illustreren dat het geen eenvoudige taak is de goedkeuring van alle betrokkenen te krijgen, of in ieder geval voldoende betrokkenen om een interessante muziekcatalogus vrij te kunnen geven voor p2p.
De Nederlandse advocaat Christiaan Alberdingk Thijm, de advocaat van Kazaa in de fameuze overwinning voor de Hoge Raad (en thans raadsman van UPC in de strijd met Brein), is een pleitbezorger van het legaliseren van p2p tegen een vaste vergoeding. Alberdingk Thijm zegt dat dat in de vorm van een heffing op bandbreedte zou kunnen. Volgens de advocaat is de huidige situatie onwenselijk. Inmiddels worden er zoals aangegeven weliswaar afspraken gemaakt met p2p-diensten, maar daar zijn nog geen noemenswaardige betaalde p2p-diensten uit voortgekomen - daarbij leidt dat vooralsnog niet tot een daling in de interesse voor de clandestiene filesharingvarianten. Over het algemeen lijkt de muziekindustrie nog te geloven dat de strijd te winnen is via DRM en het aanpakken van ongeautoriseerd p2p-gebruik. Het is echter onmogelijk voor de muziekindustrie om het uitwisselen van bestanden door talloze gebruikers van p2p-netwerken uit te bannen, zo stelt Alberdingk Thijm. Omdat in andere situaties waarin de handhaving van auteursrecht voor problemen zorgt, heffingen zijn ingevoerd (zoals op blanco cd's en in een grijs verleden op cassettebandjes), ligt het volgens de advocaat voor de hand om dat in deze situatie ook te doen.

Op een symposium in het najaar van 2004 over de toekomst van het auteursrecht, georganiseerd door Xs4All en Bits of Freedom en gesponsord door het Ministerie van Economische zaken, lichtte Alberdingk Thijm zijn opvatting toe door te stellen dat de wetgeving op het gebied van heffingen illustreert hoe de wetgever de gebruiker van content buiten schot houdt. Als de gebruiker de auteurswet overtreedt is dat van een andere orde dan wanneer dit door een exploitant met commerciële motieven gebeurt, en de wetgeving dient dit te weerspiegelen. Dit gebeurde ook toen bleek dat consumenten in staat bleken een album op te nemen op een cassettebandje, of een film van de tv op video op te nemen. Daarop werd in de wet de bevoegdheid voor consumenten gecreëerd zonder ze aansprakelijk te stellen voor auteursrechtinbreuk. Voor die bevoegdheid een zogeheten thuiskopie te maken moest de consument dan wel betalen via een heffing op cassette- en videobanden. Deze keuze van de wetgever om de consument buiten aansprakelijkheid voor auteursrechtinbreuk te houden heeft ook te maken met het feit dat auteursrecht altijd van doen heeft gehad met commerciële partijen die met werken in de openheid traden, niet met handelingen van consumenten binnen de muren van hun huis. Daarnaast is het onpraktisch om een dergelijke wettelijke aansprakelijkheid voor consumenten te handhaven. Dat blijkt uit de pogingen van de entertainmentindustrie om filesharers aan te pakken - een veelgehoorde uitspraak is dat dat neerkomt op dweilen met de kraan open. Het zou veel praktischer zijn om het filesharen uit de illegaliteit te halen en er met vergelijkbare regels op te reageren als bij de inbreuken uit het analoge tijdperk. Het lijkt er vooralsnog op dat de entertainmentindustrie er niet over piekert om zijn steun te verlenen aan dergelijke pragmatiek - dat gebeurt wellicht pas indien de toepassing van DRM-technologie een verloren race wordt geacht.
Alle content achter slot en grendel - Het succes van Apples iPod met de bijgaande iTunes-winkel maakt duidelijk dat DRM de meeste mensen aan hun derrière kan roesten. Zolang muziek voor een schappelijke prijs gekocht kan worden waarbij het hippe spelertje voldoet om het af te spelen wordt er niet noemenswaardig geklaagd. De doorsnee burger gaat zich immers pas aan kopieerbeveiligingen storen als die hem merkbaar in zijn vrijheden gaat beperken, bijvoorbeeld als er een cd'tje in de auto-cd-speler wordt geschoven die vervolgens dienst weigert. De glimmende schijfjes hoeven echter niet meer mee de weg op genomen te worden nu het muziekspelertje zelf mee de wagen in kan. Als iedereens persoonlijke muziekcollectie op Apples kleinood staat, de natte droom van Steve Jobs en de nachtmerrie van Steve Ballmer, lijkt er geen enkele noodzaak om content naar andere apparaten te pompen.
In de Verenigde Staten lag in 2001 een wetsvoorstel op de planken dat moest regelen dat alle technologie waarmee digitale content gelezen kan worden, verplicht van DRM voorzien moest worden. Een afgezwakte versie sneuvelde uiteindelijk het jaar daarop. Dat dergelijke ideeën nog steeds leven bij de Amerikaanse wetgevers blijkt uit een recent voorstel om alle streaming media verplicht van DRM te voorzien. Die wetten zijn echter niet nodig zolang de entertainmentindustrie in een DRM-lock-in zit, en zowel de hard- als de softwareindustrie zover krijgt om het te ondersteunen - wat thans zo ongeveer het geval is. Samen met een verbod op het kraken van DRM, waarin wordt voorzien in zowel in de Amerikaanse DMCA-wetgeving als de Europese copyrightrichtlijn (en niet te vergeten de Franse grondwet) is het effect nagenoeg hetzelfde.
P2p-'gedoogbeleid' - De entertainmentindustrie voert welhaast traditioneel het illegale contentaanbod via filesharingprogramma's als hoofdoorzaak op van jarenlange omzetdalingen in de verkoop van muziek en films. Dat vormt vervolgens de aanleiding om p2p-softwaremakers, serverbeheerders en individuele filesharers achter de broek aan te zitten danwel de schrik aan te jagen met schikkingsvoorstellen, vorderingen en dreigbrieven. Dit jaar lijken de verkoopcijfers er echter op te wijzen dat argument minder sterk begint te worden: op de Nederlandse markt neemt de omzet op de entertainmentmarkt toe terwijl betaalde downloads singles overstijgen, zowel in aantallen als opbrengst. Dit gebeurt overigens tegen de achtergrond van dalende prijzen voor entertainmentproducten, waarmee een veel door consumenten gebezigd argument om gratis te downloaden tevens aan kracht inboet. Of er als gevolg ook minder illegale filesharing plaatsheeft, zal moeten blijken - ondenkbaar is het zeker niet.
Indien deze trend doorzet, is het goed voor te stellen dat het hele p2p-gebeuren een veel minder prominente plek krijgt in de boardrooms van muziek- en filmmaatschappijen. Parallel daaraan mag dan verwacht worden dat politici in veel mindere mate lastig worden gevallen door de lobbyisten van de entertainmentindustrie - wat zich weer kan vertalen in een situatie waarin filesharing wellicht verboden is - net als wietteelt en -verkoop dat formeel beschouwd is - maar de wetgevers en -handhavers zich er simpelweg niet of nauwelijks mee bezig houden. Er wordt immers genoeg groei gerealiseerd, en de aandeelhouders klagen niet.
Conclusie
Momenteel heerst feitelijk het DRM-model - niet onbelangrijke uitzonderingen zoals eMusic daargelaten - wat niet wegneemt dat de contentindustrie steen en been klaagt over diefstal van hun digitale baksels. Enige tijd geleden werd duidelijk dat er in de Tweede Kamer geen steun te vinden is voor een verbod op het downloaden van illegaal aangeboden materiaal, waarbij minister Donner wees op handhavingsproblemen van een dergelijke wet. Dat is exact waar de eerdergenoemde advocaat Christiaan Alberdingk Thijm op hamert: het beschermen van intellectueel eigendom mag een nobel streven zijn maar is in de praktijk ondoenlijk. In plaats van krampachtig oude wetten in stelling te houden voor de bescherming van intellectueel eigendom, die gemaakt werden om tegen kleine groepen piraten op te treden, is het in het digitale breedbandtijdperk met ontelbare potentiële piraten verstandiger om de wet aan de realiteit aan te passen en de consument toe te staan zijn bestanden met anderen te delen - en de laatste hits en films weer van anderen te betrekken. De vraag zou niet moeten zijn hoe de consument daarvan weerhouden kan worden, maar hoe, gegeven dat hij dat doet, de contentproviders aan een redelijke vergoeding geholpen kunnen worden.
Indien er via fingerprintingtechnologie een levensvatbaar model voor verdeelsleutels is vast te stellen, lijkt een heffingsmodel voor filesharing een zinnige oplossing. Uiteraard roept dat weer zijn eigen vragen op. Moet iedereen bijvoorbeeld dezelfde heffing betalen, of is dat afhankelijk van de mate van downloaden? Merk daarbij op dat bij een volledig 'eerlijk' model, waarbij iedereen precies betaalt wat die download, de baten vervangen worden door de noodzaak ieders netwerkverkeer nauwkeurig in de gaten te houden, met alle gevolgen voor de privacy van dien. Pragmatisch geredeneerd lijkt een eenheidsheffing, zoals in Frankrijk werd voorgesteld, het meest zinnig, maar het zou - als het ooit zover komt - ook aan de internetproviders overgelaten kunnen worden hoeveel abonnees af moeten dragen, en hoe er gecontroleerd wordt of abonnees zich aan de beperkingen van hun abonnement houden.
Het lijkt echter zeer onwaarschijnlijk dat een dergelijke oplossing binnen afzienbare tijd wordt geaccepteerd, gezien de zich nog immer ophopende pogingen van de belangenbehartigers van de entertainmentindustrie om de up- en downloadstromen een halt toe te roepen. Wellicht dat pas over ettelijke jaren, wanneer al die pogingen goeddeels tevergeefs zijn gebleken, de industrie eieren voor zijn geld kiest. Maar of, en zo ja wanneer dat gebeurt hangt ook af van de vraag of internetproviders verplicht zullen worden om gegevens over filesharers af te staan, en of daadwerkelijke rechtszaken tegen grote maar ook kleine uploaders zoden aan de dijk zullen zetten. Kijkend naar de Verenigde Staten, waar de copyrightwaakhonden meer mogelijkheden hebben dan hier maar toch slechts mondjesmaat succes boeken, is het wellicht aan te nemen dat het aanpakken van consumenten niet tot het gewenste resultaat voor de contentindustrie zal leiden. Een p2p-heffingsmodel impliceert overigens dat de verantwoordelijkheid voor filesharen door consumenten bij de providers komt te liggen, wat onlangs door de Britse muziekcopyrightclub BPI werd gesuggereerd. Enige bereidwilligheid lijkt er aan de kant van de entertainmentindustrie dus wel in te zitten, hoewel de BPI, en onlangs ook Brein, de suggestie van isp-verantwoordelijkheid aan lijkt te willen wenden om minder rechtszaken te hoeven voeren. De copyrightwaakhonden ruimen blijkbaar liever lekker op dan dat ze dweilen met de kraan open.
Een krappe meerderheid van 1110 Tweakers, te weten 50,9 procent, heeft zich een paar weken geleden overigens tegen het idee van een p2p-heffing uitgesproken:

P2p-heffing: goed idee?
Momenteel lijkt een niet onwaarschijnlijk toekomstscenario dat er zich geen wereldschokkende veranderingen in de auteurswetgeving voor zullen doen, maar dat de toename in beschikbaarheid en populariteit van betaalde downloaddiensten - zowel p2p-diensten als centrale downloadshops - de gretigheid van de entertainmentindustrie om filesharing aan te pakken gestaag zullen doen afnemen. De prijsdaling van entertainmentcontent die momenteel aan de gang lijkt te zijn zal daar dan vermoedelijk aan bijdragen.