De Nederlandse regering en het parlement hebben niet afgewacht tot de Europese Unie met regels over netneutraliteit kwam, maar besloot al in 2011 om netneutraliteit wettelijk vast te leggen. De politiek deed dit uit onvrede over plannen van KPN om een chatheffing in te voeren. De provider wilde apart geld in rekening gaan brengen voor het gebruik van WhatsApp, om zo de dalende inkomsten uit sms te compenseren. Via deep packet inspection kon KPN het verkeer op het eigen netwerk in kaart brengen en het gebruik van bepaalde diensten nader beperken. Om de uitvoering van KPN's plannen te voorkomen had het parlement netneutraliteit in een paar maanden tot wet verheven, waarmee Nederland na Chili het tweede land ter wereld werd met wettelijk gegarandeerde netneutraliteit.
Een paar jaar later volgde de EU. In 2014 kwam de destijds verantwoordelijke Eurocommissaris Neelie Kroes met een voorstel om netneutraliteit in Europa wettelijk te regelen. Het Europees Parlement stemde in oktober 2015 in met het voorstel en sinds 30 april 2016 gelden deze regels in de hele Unie. De regels kwamen er ondanks een tegenstem van de Nederlandse regering. Volgens Nederland bevatte de netneutraliteitsverordening een ongewenste, afgezwakte vorm van netneutraliteit, doordat er geen expliciet verbod op prijsdiscriminatie in was opgenomen en zero-rating dus mogelijk bleef. De meeste andere lidstaten, in het bijzonder een aantal Zuid-Europese landen, wilden niet zover gaan en kozen, mede door een lobby van grote telecombedrijven, voor een minder strenge netneutraliteit.
Mede vanwege de komst van de Europese verordening hebben regering en parlement de Telecommunicatiewet in 2016 gewijzigd. Merkwaardig genoeg zag minister Kamp van Economische Zaken kans om het door Den Haag zo gewenste categorische verbod op zero-rating te handhaven. "Wij zijn nu tot de conclusie gekomen dat een verbod op discriminatie per definitie een verbod op prijsdiscriminatie inhoudt. Wij denken dat dit voor Nederland geldt en wij denken dat dit voor andere lidstaten geldt. Wij verwachten dan ook dat andere lidstaten al tot dit inzicht zijn gekomen of nog tot dit inzicht zullen komen. Op deze manier zullen wij in Europa op dit punt gelijkheid krijgen."
De hele Kamer complimenteerde de minister met deze inhoudelijke opstelling, maar er werden ook al enkele vraagtekens bij geplaatst. CDA-kamerlid Agnes Mulder gaf aan ‘positief verrast’ te zijn dat het verbod op prijsdiscriminatie behouden bleef, maar wees net als PvdA-collega Astrid Oosenburg op de mogelijkheid van een inbreukprocedure. Dat is een procedure die door de Europese Commissie in gang wordt gezet als een lidstaat de Europese wetgeving niet uitvoert.
De beide Kamerleden zagen de bui al hangen; hoe kan de minister het verbod op zero-rating handhaven, terwijl de hogere Europese regelgeving dat niet doet? Kritischer dan dit werd het echter niet. De Kamerleden stuurden de minister niet terug naar de tekentafel en bleven net als Kamp vasthouden aan de afwijkende, strenge Nederlandse lijn. Ook de Eerste Kamer, die als 'Kamer van heroverweging' tot taak heeft om wetten te beoordelen op hun juridische merites, stemde vrijwel geheel vóór de wetswijziging.