De Nobelprijs voor natuurkunde is in 2008 toegekend aan drie onderzoekers voor hun bijdragen aan het begrip van subatomaire deeltjes en de ontwikkeling van het Standaardmodel.
Ons begrip van het universum op elementair niveau is de afgelopen eeuw aanzienlijk gegroeid. Moleculen zijn, zo weten we inmiddels, niet uit ondeelbare atomen opgebouwd, maar atomen bestaan uit een kern en elektronen. De kernen bestaan uit neutronen en protonen, die weer uit quarks zijn opgebouwd. Samen met drie van de vier bekende krachten, de elektromagnetische kracht, de zwakke kernkracht en de sterke kernkracht en hun bijbehorende bosonen, is het Standaardmodel bijna compleet. Alleen de zwaartekracht en het bijbehorende deeltje, het zogeheten Higgs-boson, ontbreken nog. Het huidige model om de wereld fysisch te verklaren en te begrijpen werd voor een niet onbelangrijk deel ontwikkeld door de drie natuurkundigen die in Zweden de Nobelprijs voor de natuurkunde kregen toebedeeld.

Een van de fundamentele vraagstukken is waarom we überhaupt bestaan. Volgens de overheersende denkrichting binnen de natuurkunde zouden er tijdens de oerknal evenveel materiedeeltjes als antimateriedeeltjes ontstaan zijn. Aangezien materie en antimaterie elkaar opheffen, zouden we niet kunnen bestaan, tenzij er iets meer materie dan antimaterie zou zijn. Een verklaring voor die discrepantie zou de zogeheten gebroken symmetrie zijn: gespiegelde symmetrie, ladingssymmetrie en tijdsymmetrie zouden niet altijd volledig opgaan. Twee van de drie Nobelprijswinnaars van 2008, Makoto Kobayashi en Toshihide Maskawa, bedachten een theorie voor het bestaan van gebroken symmetrie die het overschot aan materie kan verklaren. Die theorie leidde tot de ontdekking van extra quarks; de charm-, bottom- en top-quarks werden in respectievelijk 1974, 1977 en 1994 ontdekt.
De derde Nobelprijswinnaar, Yoichiro Nambu, die de halve prijs toegewezen kreeg, volbracht theoretisch pionierswerk rond het begrip spontaan gebroken symmetrie. Zijn formules, die voorspellen hoe symmetrische quantumvelden instorten en slechts één waarde aannemen, worden veelvuldig in het Standaardmodel toegepast. Zo worden zijn berekeningen onder meer gebruikt om de effecten van de sterke kernkracht te berekenen. Ook verklaart Nambu's theorie de verschillen in massa van elementaire deeltjes. Zo heeft een foton geen massa, terwijl andere deeltjes, zoals het elektron, wel massa hebben. Nambu verklaart dit door het instorten van het symmetrische quantumveld van Higgs-deeltjes. Het bij het Higgs-veld behorende elementaire deeltje, de Higgs-boson, zou verantwoordelijk zijn voor de massa van deeltjes. Het is onder meer dit deeltje waarnaar in deeltjesversnellers als die van Cern en Fermilab wordt gezocht. De empirische ontdekking van dit deeltje zou het Standaardmodel completeren.
